Tumgik
joostjongepier · 18 days
Text
Tumblr media
Bedankt aan iedereen die heeft bijgedragen aan 500 vind-ik-leuks!
0 notes
joostjongepier · 1 month
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Wilstermarsch (1913) door Friedrich Kallmorgen, Sitzende Jungfer Willbrock (1907) door Georg Tappert en Bauernhaus in Angeln (1913) door Erich Heckel
Waar?   Altonaer Museum, Hamburg
Wanneer?   8 maart 2024
Het Altonaer museum is een streekmuseum. De bovenste etage bevat boerenkamers, modellen van boerderijen en schilderijen. Otto Lehmann, oprichter en directeur van het museum, begon dit soort zaken vanaf 1901 te verzamelen. Daarbij ging het niet zozeer om een realistische weergave van het landleven, maar over de eigenaardigheden van provinciaal handwerk. Het resultaat is een geïdealiseerde presentatie van het plattelandsleven.
Schilderijen in het museum geven dan ook vaak het boerenleven geïdealiseerd weer. Zeker níet geïdealiseerd is Sitzende Jungfer Wellbrock. De schilder geeft de oude, ongehuwde vrouw weer terwijl ze naar de grond kijkt. Haar kleding is ouderwets en gemaakt van grove stof. Tappert schildert een door harde arbeid getekende menselijke gestalte. In 1910 schreef een criticus in de Breslauer Generalanzeiger: “In de Neue Secession heb ik de meest lelijke vrouw gezien die ik in mijn leven ben tegengekomen. Dik en met blauwrood aangelopen gezicht, (…) de jichtige kreeftrode handen stijf op een groene rok gelegd.”
Bauernhaus in Angeln behoort tot de eerste werken die Erich Heckel maakte op het schiereiland Angeln nadat de kunstenaarsgroep Die Brücke, die hij mede had opgericht, was ontbonden. De kunstenaar heeft het huis op typisch expressionistische wijze weergegeven. Hij wil een directe emotionele belevenis bij de beschouwer bewerkstelligen die het beeld waarachtiger maakt dan een fotorealistische weergave zou doen.
0 notes
joostjongepier · 1 month
Text
Tumblr media
Wat?   Avondjapon van werkhandschoenen door Almut Grypstra
Waar?   Altonaer Museum, Hamburg
wanneer?   8 maart 2024
Sinds Marcel Duchamps kan alles kunst zijn. Ook afval. Dat leidt soms tot zeer fraaie kunstwerken. Ik denk bijvoorbeeld aan het bijzonder werk van El Anatsui opgebouwd uit kroonkurken en capsules van flessen.
In het Altonaer Museum ontdekte ik een werk van beeldhouwster Almut Grypstra. Ze maakte een avondjurk, opgebouwd uit weggegooide veiligheidshandschoenen van het merk MAMMUT. Een deel van deze vuile en kapotte handschoenen vond ze op straat in de haven van Hamburg. De kunstenares combineerde de werkhandschoenen paarsgewijs en op kleur en creëerde zo een avondjapon.
0 notes
joostjongepier · 2 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Die Waisenkinder (1932), Patres (1933), Trauernde (1930), Witwer (1927), Alter Mann mit Kind (1938), Tiergartenbrücke (1933), Die Kartoffelnleserinnen (Feldarbeit) (1933) en Kind zwischen Gräber (1933) door Werner Scholz
Waar?   Tentoonstelling Das Gewicht der Zeit – Werner Scholz. Menschenbilder 1927-37 in Ernst Barlach Haus, Hamburg
Wanneer?   8 maart 2024
Werner Scholz (1898-1982) is een  vertegenwoordiger van de tweede generatie van het Duitse expressionisme. Hij was een tijdgenoot van George Grosz en Otto Dix. Al vroeg waarschuwde Scholz voor de gevaren van het nazisme voor de Duitse cultuur en beschaving.  Op 17 januari 1931 schreef hij: "Het is de hoogste tijd om ons te verzetten tegen de razende vernietiging van de cultuur door de nazi's, om er energiek op te reageren. Papieren pamfletten en protesten worden vandaag de dag irrelevant, zoals de dagelijkse gebeurtenissen ons bewijzen. De heiligschennis die fascisten zich nu al op een legale manier kunnen veroorloven, moet demonstratief worden aangetoond in hun onverantwoordelijkheid tegenover het hele publiek. En wel permanent en systematisch, door het creëren van een strijdgemeenschap die alle culturen omvat.” Dat zijn kunst door de nazi’s ‘ontaard’ werd verklaard, hoeft ons dan ook niet te verbazen. Nadat dit het geval was, vertrok Scholz in 1939 uit Berlijn en vestigde zich in het dorpje Alpbach in Tirol. Een deel van zijn werk was nog verstopt in zijn Berlijnse studio. Deze werd in 1944 bij een bombardement volledig verwoest, waardoor veel kunstwerken verloren zijn gegaan.
Het Ernst Barlach Haus richt zich in de tentoonstelling Das gewicht der Zeit op werk dat Scholz maakte in de periode 1927-1937. De schilderijen tonen mensen in hun existentiële eenzaamheid en behoeften. Veel van de afgebeelde mensen hebben hun ogen dicht. Dat is bijvoorbeeld het geval bij Die Waisenkinder en Patres. Andere figuren hebben slechts één oog, zoals op het doek Trauernde of het zoontje op Witwer. Hoe we dat moeten duiden, weet ik niet. Misschien is er teveel leed in de afgebeelde mensen om oog voor de buitenwereld te kunnen hebben. Soms worden mensen op de rug afgebeeld. Caspar David Friedrich deed dat ook vaak, maar het effect is hier totaal anders. Bij Friedrich kun je je identificeren met de figuren. Je staat in hun plaats te kijken naar overweldigende natuur. Hier is er van identificatie geen sprake. Het zijn gebogen gestalten, mensen die gebogen gaan onder de druk van het leven.
Die Kartoffelnleserinnen (Feldarbeit) doet me denken aan vroeg werk van Vincent van Gogh. Net als bijvoorbeeld diens Aardappeleters heeft de weergave enerzijds iets naïefs, maar anderzijds ook iets rauws en grofs. Zowel van Gogh als Scholz schilderen het harde boerenleven op een harde wijze.
De meeste werken zijn sober van tonaliteit. Dat is zeker niet het geval bij Kind zwischen Gräber. We zien bloemen, de kleuren zijn fel, het kind heeft een vrolijk strikje in het haar. Heel even denk je voor een luchtige uitschieter tussen het overigens nogal deprimerende werk te staan. Dat duurt echter maar een moment. Dan realiseer je je waar het kind zich bevindt. Daarna zie je het angstige gezicht, de opengesperde ogen. De vrolijke kleuren ten spijt is ook dit een triest schilderij, geschilderd in een deprimerende periode van de geschiedenis.
0 notes
joostjongepier · 2 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?    Fries der Lauschenden (1930-1935), Mutter und Kind (1935), Moses (1919) en Das Wiedersehen (1926) door Ernst Barlach
Waar?   Ernst Barlach Haus, Hamburg
Wanneer?    8 maart 2024
Het Jenischpark is een 42 hectare groot park in een buitenwijk van Hamburg, gelegen aan de Elbe. Het is 4 graden en dus behoorlijk koud, maar de hemel is onbewolkt en de zonnestralen maken een wandeling in dit park met een aantal oeroude bomen tot een groot genoegen. Behalve van vogeltjes wemelt het in het park op deze nog tamelijk vroege ochtend ook van de honden en hun baasjes. Ik heb de viervoeters niet geteld, maar het waren er zeker meer dan honderd. Ik heb ongeveer alle rassen en kruisingen daartussen zien langskomen. Gelukkig is het park groot en is er ruimte voor zowel de honden als voor een kunstliefhebber die nog een uur moet doorbrengen voor het museum van zijn keuze opengaat.
Want ja, hoe fraai de natuur in het park ook is, het primaire doel van mijn bezoek is natuurlijk cultuur. In het park bevinden zich maar liefst drie musea. Mijn keuze is gevallen op het Ernst Barlach Haus. Ernst Barlach (1870-1938) was een expressionistisch kunstenaar die vooral bekend is geworden voor zijn houten beelden. Daarnaast tekende hij en maakte hij bronzen beelden. De Hamburger fabrikant Hermann F. Reemtsma (1892-1961) raakte diep onder de indruk van zowel de kunstenaar als diens kunst en vanaf 1925 verzamelde hij werk van Barlach. In de Nazi-tijd werd Barlachs werk beschouwd als ‘entartet’ en uit openbare collecties verwijderd. Na de tweede wereldoorlog volgde echter al snel rehabilitatie. In 1961, een jaar na de dood van Reemtsma, werd het Ernst Barlach Haus geopend als museum .
In al het werk van Barlach staat de mens centraal. Het werk is duidelijk gebaseerd op concrete observaties van mensen, maar tegelijk geabstraheerd. De houten beelden zijn verstild. De, zojuist al genoemde, Fries der Lauschenden (Fries der luisteraars) bestaat uit negen menselijke figuren. Het werk werd aangevangen in openbare opdracht. Hij kon het echter niet afmaken omdat zijn kunst inmiddels als ‘ontaard’ werd geclassificeerd. Dat de beeldenreeks toch voltooid werd, is te danken aan Hermann Reemtsma die als privépersoon opdracht gaf het werk te voltooien.  Zo kwam de indrukwekkende beeldenrij alsnog gereed en werd op de zondag voor Advent 1935 opgeleverd.  Het is nu te zien in het museum in het Jenischpark. De reeks bestaat uit negen eikenhouten figuren: de dromer, de gelovige, de danser, de blinde, de wandelaar, de pelgrim, de gevoelige, de begenadigde en de verwachtende.
Mutter und Kind toont een vrouw met hoofddoek die geknield zit, met op haar schoot een baby. Het kindje slaapt. De moeder kijkt niet naar de kleine. Haar blik lijkt naar binnen gekeerd. Haar gezicht staat zorgelijk. Zie we een Madonna? Het is mogelijk, want religieuze thema’s zijn Barlach niet vreemd. Zie bijvoorbeeld Mozes die met de stenen tafelen in zijn hand staat. En het beeld Das Wiedersehen zou de thuiskomst van de verloren zoon uit  de parabel van Jezus kunnen verbeelden. Maar Mutter und Kind zou even gemakkelijk een vluchtelinge kunnen zijn, die met haar kind gestrand is in een vreemd land, zonder perspectief of hoop. Dat maakt het werk van Barlach wellicht zo interessant: het beeldt geen concrete individuen uit, maar menselijke figuren met een universele zeggingskracht.
0 notes
joostjongepier · 2 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Fischer ziehen ein Netz ein (1657) door Reinier Nooms, Zwei Fischerkutter in stürmischer See (1831) door Louis Charles Verbroeckhoven, Vor Morgate (1840) door J.M.W. Turner, Raddampfer im Sturm (1863) door Louis Mennet, Gewitter über dem Meer (1847) door Anton Melbye, Küstenfischer (1848) door Andreas Achenbach, Ohne Titel (Studie) (1840) door Andreas Achenbach en Brigg und Lodsenboot (1842) door Jean Antoine Théodore Gudin
Waar?   Tentoonstelling Spiegel der Welt – Schlaglichter auf Seestücke aus drei Jahrhunderten in Internationales Maritimes Museum Hamburg, Hamburg
Wanneer?   7 maart 2024
Het Internationales Maritimes Museum Hamburg is groot. Het enorme gebouw telt maar liefst negen etages met werkelijk alles wat met scheepvaart te maken heeft. Van ontdekkingsreizen tot cruiseschepen, van uniformen tot scheepskanonnen, van een gigantisch schip in Lego tot een zeilboot gemaakt van colablikjes. De achtste etage is gewijd aan vier eeuwen schilderkunst over zee en scheepvaart.  Uit deze collectie is een overzichtelijke tentoonstelling samengesteld, die al direct op de eerste etage te zien is: Spiegel der Welt. De expositie is overzichtelijk ingedeeld en begint met het land dat in de zeventiende eeuw de scheepvaart domineerde: Nederland. Het land had meer schepen dan Frankrijk en Engeland bij elkaar. De winsten van de wereldhandel maakten van Amsterdam de rijkste en meest innovatieve stad van de wereld.
Reinier Nooms (ca. 1623-1664) schilderde een werk dat onmiskenbaar zeventiende-eeuws Nederlands is. Driekwart van het schilderij bestaat uit wolken. Daaronder vindt de actie plaats: vissers halen hun netten op. Terwijl de boot links nog in de schaduw van donkere wolken ligt, wordt het scheepje rechts verlicht door de zon die voorzichtig door het wolkendek prikt. Nooms was zijn loopbaan waarschijnlijk gestart als zeevarende. Hij signeerde zijn werk dan ook met met ‘R. Zeeman’. Waarschijnlijk was hij leerling bij de beroemde zeeschilder Willem van de Velde de Oudere. Het Amsterdamse Scheepvaartmuseum wijdde in 2022 een tentoonstelling aan deze schilder en zijn gelijknamige zoon.
Is het werk van Nooms opgebouwd uit slechts een paar kleurtonen, dat van de Belgische schilder Louis Charles Verbroeckhoven (1802-1889) is helder van kleur. Zowel de golven als de zeilen van de schepen lichten prachtig op. Niet alleen de schepen zijn prachtig uitgewerkt; dat geldt ook voor de wolkenlucht en de zee.  In dat opzicht mag Verbroeckhoven zich, hoewel hij zo’n tweehonderd jaar later leefde, plaatsen in de traditie van de zeventiende-eeuwse Nederlandse schilders van zeegezichten.
Vanaf de achttiende eeuw werd de suprematie op zee overgenomen door het Britse Rijk. Nederlanders, Spanjaarden en Fransen moesten in zeeslagen tegen de Engelsen het onderspit delven. Succesvolle buitenlandse schilders werden naar Groot-Brittannië gehaald. Als het om zeegezichten ging waren dat vooral Nederlanders (zoals de eerder genoemde vader en zoon Van de Velde). Hun invloed op latere Britse schilders van zeegezichten was dan ook groot.
Mijn oog valt op een klein werkje van J.M.W Turner (1775-18510. Geen schilderij, maar een werk in potlood en wit krijt. Turner stond bekend als ‘schilder van licht en atmosfeer’ en in dat opzicht is dit werkje een echte Turner. In enkele verstrengelde potloodstreken geeft de kunstenaar de contouren van een schip weer. Met wit krijt laat hij de zon op de branding schijnen en suggereert hij een kustlijn met een gebouw. In 2020 identificeerde historicus Ian Warrell welk voorval Turner hier had vastgelegd. In 1840 had men bij Margate twee schepen van de Oostindië Compagnie moedwillig laten vastlopen in het zand om te voorkomen dat ze hun lading in een storm zouden verliezen. De lading werd gered en de schepen gerepareerd. We zien hier óf de Claudine óf de Westminster.
Door de Franse revolutie veranderde er veel in de schilderkunst van dat land. Kunstenaars verloren met de aristocratie hun mecenassen en moesten zich aanpassen aan de markt. Ontwikkelingen volgden elkaar snel op. De Parijse Salon van 1824 vormde een waterscheiding in de wijze waarop critici naar kunst  keken. Het onderwerp van schilderijen werd ondergeschikt aan het experimentele gebruik van schildertechnieken.
Op het schilderij van Louis Mennet (1829-1875) zien we hoe een raderstoomboot zich een weg baant door de hoge golven. Het kleurenpallet dat de schilder heeft gebruikt voor water en lucht is klein. Deze tonaliteit wordt alleen doorbroken door het rood van het schip. De witte schuimkoppen zijn wollig geschilderd, wat de suggestie geeft van opspattend water. De mensen aan boord worden weergegeven met slechts een aantal willekeurig ogende verfstippen, maar op afstand werkt dit uitstekend.
Bij het bekijken van het schilderij van Mennet, ben ik als landrot blij niet aan boord te zijn. Het doek doet me terugdenken aan een boottocht die ik ooit maakte van Borneo naar het ‘paradijselijke’ eiland Pulau Tiga. Het stormde en de golven waren hoog. Het water was zo wild dat we bij aankomst niet konden aanleggen. Met de bagage boven ons hoofd moesten we naar de kust van het eiland waden. Op het eiland was van het ‘paradijselijke’ niet veel te zien was. Het hele strand lag, als gevolg van de storm, vol aangespoeld hout en andere rommel. De ervaring heeft me geleerd dat ik de zee liever op schilderijen zie dan daadwerkelijk overal om me heen.
In de jaren twintig van de negentiende eeuw ontstond in Denemarken een generatie schilders die sterk beïnvloed was door de Duitse Romantiek. De natuur en het alledaagse leven van vissers gingen het beeld bepalen. Daarbij werd de werkelijkheid vaak geïdealiseerd. Deze Deense ‘Gouden Eeuw’ (althans wat kunst betreft) bereikte tussen 1820 en 1850 zijn hoogtepunt.
Op Gewitter über dem Meer van Anton Melbye (1818-1875) zien we een zeilschip dat in de storm zijn mast is kwijtgeraakt. Het drijft onbestuurbaar op zee. De sfeer van dit werk, maar ook van de andere Deense schilderijen op deze tentoonstelling, is totaal anders dan de werken hiervoor. Er straalt frust van uit, zelfs als er een storm wordt weergegeven. De golven hebben geen witte koppen, maar zijn donker, soms haast zwart. Het schilderij lijkt op te roepen tot existentiële reflectie.
Mede doordat Duitsland niet over een eigen zeemacht beschikte, speelden zeegezichten tot laat in de negentiende eeuw nauwelijks een rol in de Duitse kunst  De vlootpolitiek van keizer Wilhelm II bracht daarin verandering. Zeestukken werden propagandamiddel met nadruk op het militaire aspect. Na beide wereldoorlogen verdwijnt deze militaire dimensie grotendeels, ten gunste van een, soms nogal nostalgische kijk op het verleden.
Andreas Archenbach (1815-1910) schilderde aanvankelijk dramatische zeescènes en scheepswrakken. Later ging hij zich meer toeleggen op het weergeven van het alledaagse leven van vissers en zeelui. Op Küstenfischer  verbeeldt Achenbach de terugkomst van een Nederlandse vissersvloot met zogenaamde ‘Buisen’. De boten zijn aan het aftuigen. Op de meest linkse boot is al een net in de mast gehangen om te drogen. Een groep mensen draagt de vangst in manden aan land.
De tentoonstelling besluit met een aantal tekeningen. Deze variëren van een tamelijk technische werkschets (Andreas Auerbach) tot een volwaardig kunstwerk (Théodore Gudin).
0 notes
joostjongepier · 2 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Selbstbildnis (1809-1810), Die Hülsenbecksen Kinder (1805-1806), Die Kinder des Künstlers (1808-1809), Otto Sigismund im Klappstuhl (1805), Bildnis der Mutter Magdalena Dorothea Runge (1806) en Bildnis der Mutter Magdalena Dorothea Runge (1806) door Philipp Otto Runge
Waar?   Hamburger Kunsthalle, Hamburg
Wanneer?   6 maart 2024
Als ik, na de tentoonstelling Caspar David Friedrich en een snelle lunch in het museumcafé, de rest van de Hamburger Kunsthalle bezoek, kom ik de man tegen die samen met Friedrich als grootmeester van de Duitse Romantiek wordt beschouwd: Philipp Otto Runge (1777-1810). Ik sta voor zijn zelfportret en het lijkt alsof de schilder even over zijn schouder kijkt wie er achter hem staat. Zijn blik is direct. Door een paar witte verfvlekjes lijkt de reflectie in de ogen heel levensecht.
Runge schilderde kinderen niet, zoals tot dan toe gebruikelijk, als mini-volwassenen, maar als echte kinderen. Op het werk Die Hülsenbeckschen Kinder zien we drie kinderen. Het jongetje zwaait met zijn zweepje, terwijl zijn oudere zusje met één hand zijn houten zwaard vasthoudt en tegelijk een oog houdt op de peuter in het karretje. Opmerkelijk is dat de schilder hen niet van bovenaf, maar op hun  eigen hoogte heeft geportretteerd. Het is alsof Runge door de knieën is gegaan om dit portret te kunnen schilderen.
Naast de kinderen Hülsenbeckschen hangt een portretje van Runge’s eigen kinderen: Maria Dorothea en Otto Sigismund. Deze laatste is ook nog eens geportretteerd in zijn kinderstoel. Zijn familie vormde blijkbaar een inspirerend onderwerp voor Runge want in de zelfde zaal hangen ook nog een portret van zijn vader en twee van zijn moeder. Eén daarvan lijkt onaf te zijn. Vergelijk het met het andere portret en kies welke schilderij het interessantst is. Ik weet welk ik zou kiezen!
Runge is niet oud geworden. Hij stierf op drieëndertigjarige leeftijd aan typhus.
0 notes
joostjongepier · 2 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Der Mönch am Meer (1808-10), Nördische Frühlingslandschaft (1825), Winterlandschaft (1811), Der Watzmann (1824-1825), Wiesen bei Griefswald (1821-1822), Griefswald im Mondschein (1817) en Meeresufer im Mondschein (1835-1836) door Caspar David Friedrich
Waar?   Tentoonstelling Caspar David Friedrich – Kunst für eine neue Zeit in Hamburger Kunsthalle, Hamburg
Wanneer?   6 maart 2024
Een klein jaar gelden besloot ik dat ik mijn verjaardag wilde vieren met een bezoek aan de grote overzichtstentoonstelling van het werk van Caspar David Friedrich, een schilder wiens werk ik zeer bewonder. Aanleiding voor de expositie is het feit dat de kunstenaar tweehonderdvijftig jaar geleden werd geboren. Later dit jaar volgen nog tentoonstellingen in Dresden en Berlijn. Op de laatste dag van vorig jaar boekte ik mijn reis en ook mijn ticket voor de tentoonstelling. Maar goed ook, want inmiddels is deze volledig uitverkocht. Dat is ook te merken. Al ruim voor het museum opengaat, staat er buiten een flinke rij te wachten om naar binnen te mogen. In de tentoonstellingszalen is het extreem druk. Bij de wat grotere olieverfschilderijen is dat minder een probleem, maar bij de dicht op elkaar hangende tekeningen en aquarellen in de eerste paar zalen is het een voetje voor voetje verder schuifelen.
Caspar David Friedrich werd in 1774 geboren in Greifswald, dat toen nog tot Zweden behoorde. Zijn voorkeurstechnieken waren aanvankelijk pentekeningen en aquarellen. Daarmee begint de tentoonstelling dan ook. Veel natuurstudies: bomen, bladeren, rotsen.  Ook scènes met figuren, die soms wat aan de sentimentele kant zijn. Vanaf 1807 begon Friedrich olieverfschilderijen te maken.
Na de dood van zijn zus en vader schilderde Friedrich twee schilderijen die voor zijn doorbraak zorgden. Naast Abdij in het eikenbos was dat De monnik aan zee. Een lovende recensie door Heinrich von Kleist bij de Academietentoonstelling in 1810 zorgde dat de kunstenaar bij een groot publiek bekend werd. Beide werken werden aangekocht door de Pruisische koning. Ik zag De monnikaan zee eerder in Berlijn, waar het zijn thuis heeft in de Alte Nationalgalerie, en was er toen zeer van onder de indruk. Het is een groot schilderij. Driekwart van het doek geeft de lucht weer. Daaronder bevindt zich de zee en daaronder het strand. De overgangen zijn subtiel. Bovenin is de lucht tamelijk licht. Achter de wolken doet de zon zich  vermoeden. Net boven het water is ze echter donker en dreigend, alsof er ieder moment een onweersbui kan losbarsten. De golven hebben witte schuimkoppen. Daarboven vliegen een paar meeuwen. Verder is er slechts één levend wezen te zien: een monnik die met zijn rug naar ons toe staat en uitkijkt over de zee. Een piepklein menselijk figuurtje tegenover de immense natuur. Uit onderzoek is gebleken dat Friedrich aanvankelijk een zeegezicht met meerdere schepen wilde schilderen, maar de scène steeds verder versoberde. Dit fascinerende, tot meditatie oproepende kunstwerk, is het resultaat.
De tegenstelling tussen kleine mens en grote natuur komt ook duidelijk tot uitdrukking op een werk dat nieuw voor me is: Nördische Frühlingslandschaft. Het komt uit de National Gallery of Art in Washington. We bevinden ons in een wat onbestemd landschap. Het bestaat uit een grotendeels besneeuwd gebied dat wordt onderbroken door een watervlakte. Op de achtergrond zien we enkele, niet al te spectaculaire, bergen. Het landschap maakt een desolate indruk. Toch is het niet totaal gespeend van menselijke aanwezigheid. Twee piepkleine figuurtjes bevolken de scène. Op het schilderij is het moeilijk te zien, maar op internet kon ik de mannetjes sterk vergroten. Ze lijken een boog en speer vast te hebben. Vermoedelijk zijn het dus jagers.
Winterlandschaft heb ik, net als Mönich am Meer, vaker gezien. Het komt uit de National Gallery in Londen. We zien een sneeuwlandschap. Daarin bevindt zich een groepje naaldbomen met daarvoor steenblokken. Tussen de bomen staat een kruisbeeld. Een man zit geleund tegen een rotsblok onder het kruis, zijn handen als in gebed tegen elkaar gedrukt. In de sneeuw liggen, een eind uit elkaar, twee krukken. Op de achtergrond zien we de contouren van een tamelijk monumentale kerk. Details daarvan worden door mist aan het oog onttrokken. Is de man genezen en heeft hij daarom zijn krukken weggegooid? Of wijst zijn biddende houding eerder op de hoop dat dit zal gebeuren? En waarom kiest de man ervoor om voor het kruisbeeld te gaan zitten in de sneeuw in plaats van door te lopen naar de kerk? Een intrigerend schilderij! Thema’s in dit schilderij, zoals kerken (of de ruïnes daarvan), kruisbeelden, bossen en rotsen komen we alle regelmatig tegen in werk van de kunstenaar.
Friedrich schilderde het bergmassief van de Watzmann. Hij had dit gebergte nooit zelf gezien, maar schijnt het te hebben overgenomen uit tekeningen van zijn leerlingen. De voorgrond lijkt wat vreemd bij het gebergte op de achtergrond. Dat is te verklaren uit het feit dat we twee totaal verschillende landschappen verenigd zien in één schilderij. De voorgrond is ontleend aan de Harz. Friedrich gaf landschappen in zijn tekeningen minutieus weer. Ook als hij zulke tekeningen overnam op schilderijen, deed hij dat met uiterste nauwkeurig. Hij had echter geen enkele moeite met het samenvoegen van twee totaal verschillende landschappen in één schilderij wanneer dat een gewenst totaalbeeld opleverde. In dit werk geen enkel menselijk wezen, zelfs geen dier. Alleen natuur.
Friedrich bezocht zijn geboorteplaats Griefswald regelmatig. Wiesen bei Griefswald is een heel symmetrische compositie. Het silhouet van het stadje vormt de overgang van het groene landschap naar de oneindige lucht. Ook Griefswald im Mondschein toont het silhouet van Friedrichs geboortestad , nu met visnetten op de voorgrond.
Meeresufer im Mondschein is het laatste olieverfschilderij dat Caspar David Friedrich schilderde. Het is zijn op één na grootste doek. Hij maakte het werk nadat hij getroffen was door een beroerte. Het duistere schilderij is vaak biografisch uitgelegd. De schepen zijn, net als de schilder, aan het eind van hun leven gekomen. Of die interpretatie de bedoeling van de schilder weergeeft, laat ik in het midden. Zeker is dat het werk een serene rust uitstraalt. Dat komt niet in de laatste plaats door de symmetrische opbouw. Het maanlicht, horizontaal en verticaal, komt in het midden van het doek samen.
Ondanks de (te) grote drukte op de tentoonstelling was het bij elkaar zien van zoveel werk van Friedrich de reis naar Hamburg zeker waard. Veel van zijn werken nodigen uit tot bezinning. Als je voor een doek als Der Mönch am Meer staat voel je je één met de monnik, geplaatst tegenover de grootsheid van de natuur. Een natuur waarmee wij mensen wel wat zorgvuldiger zouden mogen omgaan.
0 notes
joostjongepier · 2 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Taartborden (ca. 1930), Erker met meubilair door A. Damon et Colin met glas door Marc Delon (ca. 1899), Wandkleed Aanbidding der Koningen, ontworpen door William Morris en Edward Burne-Jones (1888), Water-maan-Guanyin (15e eeuw, anoniem), Adam en Eva na de verdrijving uit het paradijs (1645/50) door Leonhard Kern en Allegorische representatie van de zondeval, dood en opstanding (ca. 1750 anoniem).
Waar?   Museum für Kunst und Gewerbe, Hamburg
Wanneer?   5 maart 2024
Het Museum für Kunst und Gewerbe toont een grote variatie aan voorwerpen. Er is een afdeling met oude muziekinstrumenten. Er zijn meubelen uit verschillende stijlperioden, onder meer heel fraaie uit de Art Deco. Ook zijn er voorwerpen uit verschillende religies: Christendom, Jodendom, Islam, Shinto en Boedhhisme. En dan heb ik nog maar een deel opgenoemd. Het was me, eerlijk gezegd, niet helemaal duidelijk welk deel van het museum de vast collectie toonde en wat tijdelijke tentoonstellingen waren. De bij de ingang verstrekte plattegrond bracht daarin niet echt helderheid.
Uit de veelheid aan voorwerpen, pik ik er een aantal uit die mij in het bijzonder opvielen of die ik heel fraai vond.
Een van de eerste zalen die ik bezocht, had een wand met daarop twintig taartborden, sommige met heel mooie art deco-motieven.  Maar het gaat mij nu even niet om al die afzonderlijke borden, hoe fraai ze ook zijn. De wand als geheel illustreert de spreuk ‘Het geheel is meer dan de som der delen’.  De twintig borden, netjes in vijf rijen van vier geordend, vormen samen een oogstrelend geheel. Ik aarzel om er het etiket ‘kunstwerk’ op te plakken, maar stiekem doe ik het toch!
Een andere zaal bevat onder meer een prachtige art nouveau erker met meubilair en een wandtapijt, uitgevoerd door de beroemde Arts and Crafts-werkplaats van Morris & Co. William Morris zelf ontwierp de planten; de figuren zijn een ontwerp van Edward Burne-Jones, een kunstenaar die nauw verbonden was met de Pre-Raphaelite Brotherhood.
Guanyin, de Bodhisattva van Mededogen zit op een rots in het paradijs van Potalaka. Volgens de traditie staart ze naar de maan die weerspiegeld wordt in het water aan haar voeten. In haar kroon zien we een afbeelding van Boeddha Amithaba, waarmee Guanyin in het boeddhistische pantheon is verbonden. Boeddha’s streven naar verlichting, om zo de wereld te ontstijgen. Bodhisattva’s zijn, net als boeddha’s, verlicht maar kiezen ervoor op aarde te blijven en mensen te helpen op hun pad naar verlossing. Jezuïtische missionarissen zagen in de in China populaire Guanyin overeenkomsten met de Madonna.
Adam en Eva zijn, in het beeld van Leonhard Kern, zojuist verdreven uit het paradijs. Zich volledig van hun naaktheid bewust en vol schuldbesef, treden ze met angstige gezichten hun nieuwe leven tegemoet. Het thema van de zondeval komt terug in een nogal bizarre sculptuur uit de achttiende eeuw: een allegorische representatie van de zondeval, dood en opstanding. Een menselijke figuur, een skelet en een slang zijn in dit beeld op merkwaardige wijze met elkaar verknoopt.
Toegegeven: het bovenstaande is een allegaartje en dat is dit museum ook een beetje. Maar dan wel een allegaartje van een buitengewoon hoog niveau.
1 note · View note
joostjongepier · 2 months
Text
Tumblr media
Wat?   Gitanilla (Jonge zigeunerin) (1900)
Waar?   Tentoonstelling Mythos Spanien – Ignacio Zuloaga 1870-1945 in Bucerius Kunst Forum, Hamburg
Wanneer?   5 maart 2024
Gisteren was ik onderweg naar Hamburg. Door een ongeluk op het spoor strandde de internationale trein richting Duitsland al in Deventer. Het was een hele toer om vanuit Deventer Hamburg te bereiken. Ik arriveerde maar liefst twee uur en twintig minuten later op het Centraal Station dan oorspronkelijk de bedoeling was. De vertraging had echter als voordeel dat ik veel tijd had om verder te lezen in het fantastische boek waarin ik bezig was: Spiegeldagen van Marc H. Stokmans. Een boek dat uit alle poriën Spanje ademt en waarin alles draait om Pepa, een Romavrouw.
Lopend over de tentoonstelling met werk van de Spaanse schilder Ignacio Zuloaga, kom ik plotseling een zaal binnen die geheel gewijd is aan de gitano’s (Spaans voor zigeuners). Zuloaga blijkt diep in hun cultuur te zijn gedoken. Hij trok met de Roma op en leerde zelfs hun taal. Dit leverde een aantal fraaie schilderijen op. Een van deze werken is een portret van een zigeunermeisje met vurige donkere ogen. Het boek zit zo in mijn hoofd dat het lijkt alsof ik voor een jeugdportret sta van Pepa, de onverschrokken en felle hoofdpersoon uit Spiegeldagen.
0 notes
joostjongepier · 2 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Zelfportret (1908), Portret van Émile Bernard (1897), Reizende muzikant in Rouen (1891), Tegenover de Moulin Rouge (1890), Bloedende Christus (1911), De kardinaal (1912) [en ter vergelijking: Portret van Nino de Guevara door El Greco (ca. 1600)], Het Anker (De kluizenaar) (1907), Spaanse boeren (1905), De danseres (1912), Buste van een picador (1910) en Het slachtoffer van het feest (1910) door Ignacio Zuloaga Waar?   Tentoonstelling Mythos Spanien – Ignacio Zuloaga 1870-1945 in Bucerius Kunst Forum, Hamburg
Wanneer?   5 maart 2024
In samenwerking met de Kunsthalle Múnchen ontwikkelde het Bucerius Kunst Forum in Hamburg de tentoonstelling Mythos Spanien, gewijd aan de Spaanse schilder Ignacio Zuloaga (1870-1945).
Zuloaga werd in 1870 geboren in Eibar in Baskenland. In 1889 of 1890 trok hij naar Parijs, het toenmalige wereldcentrum van de kunst. Ook later zou hij nog regelmatig naar de lichtstad terugkeren. De jonge Zoluaga was bevriend met kunstenaars, musici en schrijvers. Zo deelde hij een atelier met Paul Gauguin, was bevriend met Auguste Rodin en ging  samen met Maurice Ravel op reis. Als je de schilderijen uit deze Parijse periode bekijkt, zie je een jongeman die nog op zoek is naar zijn eigen stijl. Zijn werk toont invloeden van naturalisme, impressionisme en symbolisme. Drie schilderijen die naast elkaar aan dezelfde muur hangen, laten de variatie in zijn stijlen zien: een muzikant in Rouen, een portret van collega-kunstschilder Émile Bonard en een dame van lichte zeden in een café. Dit laatste schilderij vind ik zelf heel interessant. Op het eerste oog zien we een keurig geklede dame, zittend  aan een tafeltje bij het raam. Eind negentiende eeuw was het allesbehalve gepast voor een dame om alleen in een café te zitten. Het gaat dan ook hoogstwaarschijnlijk om een prostitué die wacht op een nieuwe klant. De stoel naast haar is uitnodigend leeg. Het raam kijkt uit op de Moulin Rouge, een plaats waar het vermaak op zijn zachtst gezegd enigszins seksueel gekleurd was.
Parijs bracht de kunstenaar niet waar hij naar zocht. Hij wilde Spaans schilderen. Dus keerde hij terug naar zijn vaderland. Spanje was ooit een wereldmacht was geweest, maar was nu zijn laatste koloniën kwijtgeraakt en was op zoek naar een nieuwe identiteit. Zuloaga droeg hieraan bij door typisch Spaanse thema’s te schilderen. Hierbij ging het niet altijd om een weergave van Spanje zoals het daadwerkelijk was. De kunstenaar greep terug op ‘Il siglo de oro’, de gouden eeuw van de Spaanse schilderkunst met schilders als Velazquez en El Greco. Hun invloed is dan ook terug te vinden in zijn werk.
Een interessant deel van de tentoonstelling is gewijd aan het religieus erfgoed van Spanje. Zijn kruisiging is bijzonder opmerkelijk. We zien hier namelijk niet, zoals in de kunstgeschiedenis gebruikelijk is, Jezus aan het kruis, met naast hem Maria en Johannes. We zien een daarvan afgeleid Spaans ritueel. Jezus is vervangen door een beeld van Christus aan het kruis. Dat beeld is, zoals in de Spaanse traditie al sinds de contrareformatie gebruikelijk is, hyperrealistisch. Het bloed gutst over het lichaam van de gekruisigde. Van de priester links kun je je afvragen of zijn gedachten wel bij het ritueel zijn. De andere aanwezigen vormen nauwelijks een groep. Het zijn losse individuen die elk op hun manier deel van de scène uitmaken.
Ook De kardinaal is geen doorsnee portret van een reële kardinaal. De afgebeelde persoon is een van Zuloaga’s favoriete modellen. Zijn ingevallen wangen en stoppelige baard stralen niet bepaald gezag en waardigheid uit. Hoewel je in eerste instantie denkt dat de kardinaal in een landschap zit, blijkt dat een illusie. Een gordijn en een tafeltje maken duidelijk dat we tegen een toneeldoek aankijken. Het hele tafereel is in scène gezet, als door een regisseur. Het schilderij grijpt duidelijk terug op een bekend werk van El Greco: Portret van Niño de Guevara. De inquisiteur is hier vervangen door een eenvoudige landarbeider. Een grappig detail is dat het brilletje dat El Greco’s kardinaal op de neus heeft, bij Zuloaga in de hand wordt gehouden. Wellicht is het schilderij een parodie op het werk van de zeventiende-eeuwse meester, maar waarschijnlijker is dat Zuloaga een eerbetoon wil brengen aan de door hem zeer bewonderde kunstenaar.
Voor wie nog mocht twijfelen aan de invloed van El Greco op de kunstenaar die in deze expositie centraal staat, moet maar eens goed kijken naar Der Anachoret (Der Einsiedler). Het slungelige, maniëristisch weergegeven lijf en de extatische blik van deze kluizenaar zou op een tentoonstelling van werk van El Greco niet misstaan.
In 1898 trok de schilder naar Segovia. Daar schiep hij veel van zijn belangrijkste werken: schilderijen van het karige rauwe landschap en zijn archetypische bewoners.
Naast de katholieke religie behoren ook de flamenco en het stierengevecht tot het Spaanse culturele erfgoed dat Zuloaga uitbeeldt. In Sevilla nam hij zelf deel aan stierengevechten. Misschien wel het meest indrukwekkende schilderij van deze tentoonstelling toont geen moedige toreador of jonge stierenvechter met veel bravoure. Het werk laat een vermoeide oude picador (een met lans uitgeruste hulp van de toreador) zien. De man rijdt op een mager paard. Ook het paard lijkt moe en zijn gang sjokkend. Beiden zitten onder het bloed. De achtergrond is duister en onheilspellend. De zaaltekst trekt een vergelijking met Don Quichotte en zijn paard Rosinante. De verslagen ruiter zou symbool staan voor de positie van Spanje, dat in 1898 de laatste van zijn koloniën, en daarmee zijn plek op het wereldtoneel, verloor.
1 note · View note
joostjongepier · 2 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Portret van Samuel van Houten (ongedateerd) door Barbara Elisabeth van Houten, Portret van de jonge Isaac (ca. 1872) door Jozef Israëls, Ezeltje rijden op het Scheveningse strand (ca. 1900) door Isaac Israëls, Portret van Evertje Akkeringa met rammelaar, half jaar oud (1921) door Johannes Evert Akkeringa, Kinderkopje / Portret van Henriëtte (1872) door Jacob Maris, Liesje schildert (1906) door Floris Arntzenius, Elisabeth Mauve, dochtertje van de kunstenaar (ongedateerd) door Anton Mauve, Het lucifermeisje (1890) door Floris Arntzenius, Jonge herder met koeien (ongedateerd) door Anton Mauve, Op de boot (ongedateerd) door Willem Bastiaan Tholen, Schaftuurtje (1885) door Wally Moes en De voddenraper (ongedateerd) door Wally Moes
Waar?   Tentoonstelling Kinderen van de Haagse School in Panorama Mesdag, Den Haag
Wanneer?   14 februari 2024
In 2024 is het anderhalve eeuw geleden dat de Wet Houdende Maatregelen tot het Tegengaan van Overmatigen Arbeid en Verwaarlozing van Kinderen, beter bekend als het Kinderwetje van Van Houten werd aangenomen. Initiatiefnemer Samuel van Houten wilde een totaalverbod op kinderarbeid, maar de Tweede Kamer zwakte dat af. Weliswaar was het verboden om kinderen jonger dan twaalf jaar te laten werken, maar dat gold alleen voor tewerkstelling in fabrieken en voor nachtarbeid. Toch vormde de wet een kantelpunt in de sociale geschiedenis van Nederland.
Voor museum Panorama Mesdag vormt het lustrum van het Kinderwetje aanleiding om te kijken hoe het leven van kinderen er in de periode rond 1874 uitzag. Dat gebeurt door de ogen van Haagse School-schilders, die regelmatig kinderen opvoerden in hun schilderijen. Overigens was Sientje Mesdag-Van Houten, echtgenote van Hendrik Willem Mesdag en een van de kunstenaars die mee schilderden aan het beroemde panorama, de zus van Samuel van Houten.
Kunstenaars schilderden regelmatig hun eigen kinderen. Zo portretteerde Jozef Israëls zijn zeven jaar oude zoon Isaac. Het portret is geschilderd in weinig kleurnuances. Het lijkt of de jongen opdoemt uit de achtergrond. Dat is heel anders dan het werk van de, later ook schilder geworden, Isaac. Dat is juist kleurrijk en licht. Van hem hangt op deze tentoonstelling het werk Ezeltje rijden op het Scheveningse strand.
Johan Evert Akkeringa schilderde zijn zoon Evertje toen die een half jaar oud was. In zijn hand houdt het jongetje een kostbare zilveren rammelaar. Jacob Maris maakte een portret van zijn oudste dochter Henriëtte (3 jaar) met een parelsnoer om haar nek. Liesje Arntzenius was vier jaar oud toen haar vader Floris haar schilderde, met verf kliederend in zijn atelier. Liesje zou later zelf ook kunstenaar worden en vooral portretten en bloemstillevens schilderen. Anton Mauve legde zijn dochtertje Lize vast terwijl ze in de tuin een bloemetje bestudeert. Allemaal liefdevol vastgelegde kinderen, die zo te zien prettig en niet van luxe verstoken leefden.
Hoe anders is dat bij andere kinderen op deze tentoonstelling! Het meest schokkende werk is waarschijnlijk Foris Arntzenius’ Het lucifermeisje. Terwijl ze zich staande houdt met een paar krukken, probeert het meisje door het verkopen van lucifers wat geld te verdienen. Het verbeten gezicht van het meisje is uiterst veelzeggend.
Het weiden van vee werd vaak aan kinderen overgelaten. Mauve schilderde zo’n jonge koeherder. Het joch kan amper over de schoft van het dier heen kijken.
Willem Bastiaan Tholen werkte vaak in de veengebieden rond de Zuiderzee. Waarschijnlijk schilderde hij daar een jongen die zich vasthoudt aan de mast van een kleine schuit, mogelijk een punter waarop riet werd vervoerd. Het zeil wordt summier aangeduid en de achtergrond is leeg. Hierdoor richt alle aandacht zich op de boerenjongen.
Wally Moes is een mij tot nu toe onbekende schilderes. Zij schilderde Schaftuurtje, dat twee jonge mandenvlechters laat zien tijdens hun middagpauze. Hun verstelde kleren en vuile voeten krijgen van de kunstenares alle aandacht. Een merkwaardig detail vormt de sinaasappelschil die op de grond ligt. Een dergelijke luxe vrucht zal zeker geen deel hebben uitgemaakt van de lunch van deze jongens. Eveneens van de hand van Wally Moes is een fraaie ets van een voddenraper. Hij verzamelt oud textiel dat verwerkt zal worden tot papier of poetskatoen. Het vuil druipt van zijn hark.
Wat was de bedoeling van de kunstenaars die dit soort scènes vastlegden? Waarschijnlijk niet, zoals je zou denken, een aanklacht tegen sociale misstanden. Nee, dit soort armoedige taferelen werd ‘mooi’ gevonden. Bovendien verkochten zulke scènes goed en waren dus ook commercieel interessant. Frederik van Eeden schreef in 1888 over de vele schilders in Laren: “Hun schoonheidsgevoel werd het meest bevredigd door de armoedigste huisjes, de meest armelijk gekleede lieden. Ze vonden dat mooi en wezen het elkaar. De Laarder boeren hebben daardoor een eigenaardig beeld van schilders-mooi gekregen. ‘Mooi’- zeggen ze, ‘mooi – dat is vuil.’ En als de schilders komen weten ze het al en zoeken hun vuilste plunje uit.”
0 notes
joostjongepier · 2 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Berglandschap met waterval (1606-1607), Zittende bedelaar en een studie van een mannenhoofd (1608-1609), Joodse gelovigen in de synagoge (1606-1607), Drie Hongaarse ruiters (1604-1608), Groot bloemstuk met keizerskroon (1624), Twee kikkers in het gras (1608-1610),De dodo (ca. 1630) en Orpheus betovert de dieren met zijn muziek (1619) door Roelant Savery
Waar?   Tentoonstelling Roelant Savery’s wonderlijke wereld in Het Mauritshuis, Den Haag
Wanneer?   14 fabruari 2024
Roelant Savery (1578-1639) werd geboren in Kortrijk. Zijn protestantse familie ontvluchtte de Spaanse bezetting en week uit naar de Noordelijke Nederlanden. Daar werd hij door zijn oudere broer Jacob opgeleid tot schilder. Na zijn opleiding reisde Roelant naar Praag, waar hij benoemd werd tot hofschilder van Rudolf II, keizer van het Heilige Roomse Rijk. De keizer hield er een uitgebreide verzameling kunst en natuurvoorwerpen op na, evenals tal van levende planten en dieren. Savery trok in opdracht van de keizer het rijk in om bijzondere landschappen in beeld te brengen. Zijn schetsen van berg- en boslandschappen dienden later als basis voor zijn schilderijen.
De kunstenaar beperkte zich niet tot het vastleggen van landschappen. Hij had ook grote belangstelling voor de mensen die hij tegenkwam. Hij tekende onder meer boeren, bedelaars, joden in de synagoge en ruiters. Vaak schilderde hij mensen van opzij of op de rug, wat suggereert dat hij ze vastlegde zonder dat ze het merkten. Als geheugensteuntje maakte hij notities bij de schetsen, met name over de kleding. .
Als een van de eersten schilderde Savery bloemstillevens. Hij zou dat zij hele leven blijven doen. In de tuinen van keizer Rudolf II kon de kunstenaar zeldzame planten van over de hele wereld bestuderen. Hij schilderde elke afzonderlijke bloem zeer natuurgetrouw na. Zijn meest indrukwekkende bloemstilleven schilderde Savery in 1624. Het werk bevat maar liefst 63 bloemsoorten, variërend van dure exotische tot wilde. Bovenin het boeket prijkt een oranjerode keizerskroon (corona imperalis), vernoemd naar zijn inmiddels voormalige werkgever: keizer Rudolf II. Naast de vele bloemen bevat het schilderij ook 45 diersoorten, waaronder een kaketoe die een kikker te pakken heeft. Hoe indrukwekkend dit grootse bloemstilleven ook is, ik ben minstens zo geboeid door een kleine voorstudie voor dit werk: Twee kikkers in het gras. Savery maakte deze voorstudie jaren eerder dan het schilderij, waarschijnlijk toen hij nog in Praag woonde.
Minstens zo interessant als de bloemstillevens zijn Savery’s voorstellingen van dieren. Hij schilderde onder andere veel vogels, waaronder de uitgestorven dodo van Mauritius. De vogel is nogal aan de dikke kant, wat waarschijnlijk te verklaren is uit het feit dat de schilder een opgezet exemplaar uit de keizerlijke collectie als voorbeeld gebruikte. Bij het opzetten van het dier was te veel vulsel gebruikt. Het bekendste type diervoorstellingen waarin Savery zich specialiseerde is het overvolle dierlandschap, waarin zich vaak een Bijbelse of mythologische scène afspeelt. Op deze tentoonstelling hangt als voorbeeld daarvan Orpheus betovert de dieren met zijn muziek. Tussen de vele dieren is het even zoeken, maar midden op het doek, onder een boom zit Orpheus te spelen. Ook in dit schilderij maakt de ietwat obese dodo zijn opwachting. De vogel zit rechtsonder op het schilderij op een rotsblok.
In 1615, een paar jaar na het overlijden van keizer Rudolf II, keerde Roelant Savery terug naar Nederland en vestigde zich uiteindelijk in Utrecht. Zijn huis aan de Boterstraat noemde hij Het Keyzerswapen, een verwijzing naar zijn status als hofschilder.
Zoals altijd het geval is bij exposities in het Mauritshuis, is het aantal werken beperkt. Het museum beschikt nu eenmaal niet over een grote tentoonstellingsruimte. Toch geeft Roelant Savery’s wonderlijke wereld een goed beeld van de veelzijdigheid van deze kunstenaar. Hij was een echte alleskunner in de kunst.
0 notes
joostjongepier · 2 months
Text
Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media Tumblr media
Wat?   Portret van Michiel de Wael (ca. 1625), Portret van Cunera van Baersdorp (ca. 1625), Portret van een stel, waarschijnlijk Isaac Abrahamsz. Massa en Beatrix  van der Laen (ca. 1622), Portret van Isaac Abrahamsz. De Wael (1626), Portret van een man met slappe hoed (ca. 1660), De luitspeler (ca. 1623), Jongen met fluit (ca. 1627), Lachende vissersjongen ca. 1630), Malle Babbe, ca. 1640),  Vissersjongen (ca. 1638), Lachende jongen (ca. 1630) en De lachende cavalier (1624) door Frans Hals
Waar?   Tentoonstelling Frans Hals in Rijksmuseum, Amsterdam
Wanneer?   14 januari 2024
Na de grote Vermeer-expositie zet het Rijksmuseum nu een andere grote 17e-eeuwse schilder in het zonnetje: Frans Hals. De tentoonstelling is iets minder exclusief. Deels omdat er van Hals aanzienlijk meer schilderijen bekend zijn, deels omdat er dit jaar ook Hals-tentoonstellingen plaatsvinden in Londen en Berlijn. Niettemin ben ik benieuwd naar de tentoonstelling in het Rijks. Als vriend van dit museum ben ik uitgenodigd voor een preview twee dagen voor opening van de expositie. Ik heb me aangemeld voor het eerste tijdsblok en dat betekent vroeg uit de veren. Het Rijksmuseum opent om negen uur de deuren en om volop tijd te hebben om ordentelijk wakker te worden en naar onze hoofdstad te reizen, gaat om kwart over zes de wekker. Als ik de museumzalen betreed, is het nog heerlijk rustig. Dat is, als ik ruim anderhalf uur later nog even terug naar binnen wip om de werken in een specifieke zaal te herbekijken, heel anders. Ik kan dan over de hoofden lopen. Het matineuze museumbezoek was dus een bijzonder goede keus!
Aan het begin van de tentoonstelling hangt een aantal huwelijksportretten. Al bij het portret van Michiel de Wael, dat hier tijdelijk is herenigd met dat van zijn vrouw Cunera van Boersdorp, is er iets dat onmiddellijk in het oog springt en dat ook bij volgende werken zal opvallen: zwart is bij Hals niet zomaar zwart. De kleding van de echtelieden vertoont een eindeloze hoeveelheid tinten zwart, antraciet en grijs. Nu ben ik zeker niet de eerste die dat opmerkt. Vincent van Gogh schreef in een brief aan zijn broer Theo: “Frans Hals heeft wel zeven en twintig zwarten” (brief 536, Nuenen, dinsdag 20 oktober 1885). Of het er precies 27 zijn waag ik te betwijfelen, maar veel zijn het er beslist. Ieder soort stof krijgt bij Hals haar eigen typische zwartnuances.
Geen aparte huwelijksportretten, maar één schilderij waarop beide echtgenoten ten voeten uit zijn geschilderd. Ze zitten ontspannen dicht tegen elkaar aan tegen een boom. Portret van een stel is een uiterst informele scéne. Dat informele heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat het afgebeelde paar (vermoedelijk Isaac Abrahamsz. Massa en Beatrix van der Laen) bevriend wars met de schilder. We komen de man van het echtpaar later nog een paar keer tegen op deze tentoonstelling op soloportretten.
Vaak suggereert Hals in zijn portretten beweging. Soms doet hij dat door een man gedraaid op een stoel weer te geven, alsof deze zich zojuist heeft omgedraaid. Dat is bijvoorbeeld het geval bij het portret van Isaac Abrahamsz. Massa uit Toronto en op het Portret van een man met slappe hoed. Ook het gebruik van woeste, impressionistisch aandoende, verfstreken draagt bij aan de illusie van beweging. Soms portretteert hij iemand tijdens een hoofdbeweging die slechts enkele momenten kan duren, zoals bij De luitspeler of Jongen met fluit.
Veel schilderijen van de Haarlemse meester hebben met elkaar gemeen dat de afgebeelde personen lachen. Dat kan variëren van een bescheiden glimlach tot een brede grijns. Onbedaarlijk lachen werd in de zeventiende eeuw als ongepast beschouwd. De humanist Erasmus betoogde: “Het misstaet ook dat zommige als zy lacchen een gebries maken. Ook onbetaamlijk is die lach welke de opsperring van de mond met gerimpelde wangen en naakte tanden wydt van een strekt welcke hondelijck is.” Nette burgers op de formele portretten van Hals komen dan ook niet verder dan hoogstens een beschaafd glimlachje. Maar dit soort morele geboden golden niet voor de lagere sociale klassen en al helemaal niet voor typen die zich, in de ogen van de zeventiende-eeuwers, kenmerkten door hun dwaasheid. Zo kan een lachende vissersjongen bij Hals probleemloos zijn tanden laten zien en mag Barbara Claesdr. alias Malle Babbe, waarschijnlijk een vrouw met een verstandelijke beperking, het uitschateren.
Uit het Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen kende ik al de vissersjongen die hier op de tentoonstelling hangt. In Amsterdam wordt hij gezelschap gehouden door de zojuist genoemde Lachende vissersjongen uit een particuliere collectie. Een zeer fraaie tronie die zich kan meten met het nog altijd schattige lachende jongenskopje uit het Mauritshuis.
Een bijzonder werk op de tentoonstelling is de lachende cavalier. Er is een aparte zaal gereserveerd voor deze fraai uitgedorste heer, waar hij zijn beschouwers zelfverzekerd aankijkt. Rond zijn mond speelt een spottend lachje. Het schilderij is uitgeleend door de Wallace Collection in Londen en dat is een klein wonder. Kunstverzamelaar Richard Wallace had in zijn legaat namelijk bepaald dat zijn werken Londen nooit mochten verlaten. De cavalier maakt, ondanks zijn ietwat illegale verblijf in onze hoofdstad, de indruk dat hij zich hier geheel op zijn gemak voelt.
0 notes
joostjongepier · 3 months
Text
Tumblr media Tumblr media
Wat?   Zelfportret (1771-1772) en De uitvinding van de tekenkunst (1791) door Joseph-Benoît Suvée
Waar?   Groeningemuseum, Brugge
Wanneer?   9 januari 2024
Suvée schenkt dit werk in 1799 aan de Brugse academie als dank voor de opleiding die hij daar als jongeman kreeg. Het werk is typisch neoclassicistisch. Het neoclassicisme was een kunststroming eind achttiende, begin negentiende eeuw waarin opnieuw de vermeende puurheid van de klassieken werd nagestreefd. Daarbij richtte men zich vooral op de kunst van Grieken en Romeinen.
Typisch neoclassicistisch aan het werk van Suvée is de gedetailleerde weergave van (‘romeinse’) gewaden, de compositie op basis van diagonalen, gebruik van getemperde kleuren, een sober toneelachtig decor als achtergrond en het spel met licht en donker.
Dibutades was de dochter van een Korinthische pottenbakker. Toen haar geliefde voor langere tijd op reis ging, tekende ze zijn schaduw na op de muur van haar vaders atelier. Zo zou, volgens de legende, de tekenkunst zijn ontstaan. Uit papier geknipte silhouetportretten waren in de tijd van Souvée heel populair.
1 note · View note
joostjongepier · 3 months
Text
Tumblr media
Wat?   Scènes uit het leven van Jezus (1570) door Pieter Pourbus
Waar?   Groeningemuseum, Brugge
Wanneer?   9 januari 2024
Dit retabel van Pieter Pourbus bestaat uit een drieluik met pedella. Een pedella is de basis van een altaarstuk, vaak versierd met afbeeldingen die betrekking hebben op wat er te zien is op de panelen.
De panelen zijn gewijd aan lijden en de verrijzenis van Christus. Het linker luik toont de kruisdraging. Op het middenpaneel is vooraan de kruisafneming te zien en achteraan de graflegging. Op het rechterpaneel zien we hoe Jezus opstaat uit het graf.
De taferelen op de pedella verbeelden van links naar rechts de annunciatie, de aanbidding door de herders en de besnijdenis.
Dit werk was aanvankelijk op doek geschilderd en is waarschijnlijk rond 1600 omgevormd tot een sluitbaar drieluik. Opmerkelijk aan het drieluik is dat het volledig in grisaille is geschilderd. Deze techniek zien we wel vaak toegepast op de achterzijde van retabels. De gekleurde voorzijde was dan alleen te zien op hoogtijdagen. Door de week was het luik gesloten en waren afbeeldingen in grisaille zichtbaar. Hier zien we juist in geopende staat alle afbeeldingen in grijstinten.
1 note · View note
joostjongepier · 3 months
Text
Tumblr media Tumblr media
Wat?   Kruisiging (ca. 1501-1505) met detail door Jan Provoost
Waar?   Groeningemuseum, Brugge
Wanneer?   9 januari 2024
Het is een gewoel van mensen op het schilderij van Jan Provoost waarop hij de kruisiging van Jezus verbeeldt. Links onderaan zien we de evangelist Johannes met Maria de moeder van Jezus en de twee andere Maria’s. Maria Magdalena omklemt het kruis. Rechtsonder dobbelen een aantal soldaten om Jezus’ kleding.
De ruiter is de romeinse soldaat Longinus, die zijn lans in de zij van Jezus steekt om te controleren of deze echt dood is. Uit Jezus’ zij stromen bloed en water. Volgens de legende was Longinus bijna blind. Toen echter een druppel bloed van Christus in zijn oog terecht kwam, was hij genezen en kwam tot bekering. Hoewel Longinus niet in de bijbel voorkomt, wordt hij soms vereenzelvigd met de centurio uit Mattheus 27:54, die sprak “Hij was werkelijk Gods Zoon
Op de achtergrond links is de stad Jeruzalem te zien. In de middeleeuwen werd Jeruzalem vaak afgebeeld als een fantasiestad. Maar niet bij Jan Provoost! Waarschijnlijk was hij er, als lid van de Broederschap van Jeruzalembedevaarders, echt geweest. Het werk was waarschijnlijk het middendeel van een drieluik, dat bestemd was voor de kapel van deze broederschap.
Rechtsboven is de stad Constantinopel afgebeeld. Deze afbeelding is wel aan de fantasie van de schilder ontsproten.
0 notes