Tumgik
#bijna weer oververhit geraakt
bokkerijder · 9 months
Text
ik was naar de laatste ZOOmeravond in Blijdorp gegaan
wat een vergissing was dat
0 notes
kulabata · 2 years
Text
Barabarani
We gaan er een paar dagen tussenuit. Om geld op te halen voor nieuwe zuurstofconcentratoren die niet afslaan van de oververhitting bij onze gemiddelde middagtemperatuur, is een sponsoractie op poten gezet. We willen niet meer hoeven kiezen welke patiënt de beschikbare zuurstof het hardst nodig heeft vanwege het beperkt aantal werkende apparaten - iedereen met een indicatie moet het kunnen krijgen. Joost, Nathan en Constant zullen samen met Annalise, de Amerikaanse sociologe uit Shirati, een halve marathon lopen. Daarna gaan we met z’n allen Mount Meru beklimmen, waarbij we vergezeld zullen worden door twee ingevlogen gezamenlijke vrienden uit Nederland, Daan en Fabian. Vrienden en familie kunnen inzetten op de marathontijden en krijgen een cadeaupakket als ze er het dichtstbij zitten. De actie is een groot succes, en binnen de kortste keren is er bijna 10.000 euro bijeen verzameld – ruim voldoende voor nieuwe concentratoren.
Vanuit Shirati rijden we eerst naar Mwanza. De onverharde weg is deels gerepareerd na het regenseizoen, waardoor er nog steeds hier en daar gevaarlijke gaten in zitten, maar de gemiddelde snelheid van het overige verkeer een stuk hoger ligt. Een funeste combinatie. Met een noodvaart passeren ons de zogeheten box cars: koekblikken met een kreukelzone die van de voor- tot aan de achterbumper loopt en die als een doos in elkaar frommelen bij een botsing - vandaar de naam. Hier en daar wijken we voor de zekerheid maar uit de berm in. We zien in het ziekenhuis nooit slachtoffers van box cars, en ik vermoed dat dat niet komt doordat er geen ongelukken worden gemaakt, maar omdat de inzittenden op slag dood zijn en het ziekenhuis niet halen. Sowieso zijn verkeersongelukken op de openbare weg, barabarani, een van de belangrijkste doodsoorzaken in Tanzania. Tijdens deze rit wordt het weer eens op gruwelijke wijze gedemonstreerd. In Obwere moeten we plots een noodstop maken als een kind van een jaar of vier zonder te kijken de hoofdweg op rent. Nauwelijks geschrokken, sjokt het terug de berm in. Het lijkt wel een voorbode voor onheil, want verderop op de hoofdweg van Kenia naar Mwanza blijkt een meisje van een jaar of veertien in schooluniform minder geluk te hebben gehad. Ze ligt levenloos in een grote plas bloed op het wegdek – en hoewel er nu dus wel een auto voor dokters langsrijdt, is niets meer dat we kunnen doen. Omstanders hebben in beide richtingen takken op de weg gelegd zodat ze in afwachting van de politie niet opnieuw wordt overreden. Schoolgenoten houden in de berm de wacht, maar de auto die haar moet hebben geraakt, is nergens te bekennen. Ik denk niet dat ik Nederland ooit een dood kind heb gezien, maar hoe cru het ook klinkt: hier begint de aanblik helaas te wennen. Desalniettemin blijft dit wel een heel grimmig gezicht. De rest van de rit zijn er voortdurend vier ogen op de weg gericht.
Verderop moeten we langs de douanepost op de rivier Mara. Het is de enige brug over de rivier in vele tientallen kilometers, dus wordt er uitgebreid gecontroleerd of er geen illegaal verkeer plaatsvindt. We worden tot stoppen gemaand en moeten meekomen naar een kantoortje. Ik heb een studentenvisum, dus Nathan vertelt de douanier dat ik student ben, en dat Thijs, Joost en hij in het ziekenhuis werken. Dat studentenvisum geloven ze wel. Nathan zijn visum is echter verlopen in afwachting van de residence permits, waar de heren inmiddels al bijna een jaar op wachten. Nathan en Joost zijn gelukkig recentelijk bij ons lokale immigratieofficier en de district commissioner op bezoek geweest en hebben diens nummers in hun telefoon. En telefoonnummers zijn hier zowel macht als status. ‘Jullie baas in Musoma weet overal vanaf, bel hem maar even.’ Dit is een bluf, waarschijnlijk is die man nergens van op de hoogte, maar het lijkt het gewenste effect te hebben. We mogen terug in de auto gaan zitten, maar voor een van de douaniers die de mogelijkheid tot smeergeld proeft, is het spelletje nog niet helemaal ten einde. ‘Warm vandaag,’ merkt hij op, ‘erg felle zon. Hebben jullie misschien wat water, maji?’ Maji, net als chai (thee), is codetaal voor smeergeld. Dat weten we natuurlijk heel goed, maar als mzungu kun je prima doen alsof je het niet snapt. Grijnzend halen we een flesje water van de achterbank en reiken dat uit het raam. De douanier fronst en maakt zijn spiel wat minder subtiel: ‘Nee, eh... maji van de broekzak, weet je wel?’ ‘Nee, geen idee, mogen we gaan?’ ‘Ja, ga dan maar.’
Halverwege de rit passeren we Bunda. Sospeter de bierkoerier/bareigenaar/ambulancechauffeur zou de rest van onze groep chaufferen, maar liet het vanochtend plotseling afweten vanwege een ‘noodgeval’. Nine, Constant en Annelise zitten daarom nu bij een vriend van hem in de auto. In Bunda moet er gestopt worden, want Sossie is daar blijkbaar op dit moment met zijn noodgeval aan boord. Het noodgeval blijkt niemand minder dan Aguttu te zijn. Op de plastic stoeltjes van een lokaal restaurant zit de ziekenhuisadministrator glunderend achter een bord kiti moto, wat ‘warme stoel’ betekent en codetaal is voor varkensvlees. Over de herkomst van deze term heb ik al meerdere verhalen gehoord. Volgens een versie hebben veel restaurants het niet standaard op voorraad, dus als je het bestelt, moet je vaak een tijdje wachten terwijl het wordt ingekocht en heb je dus een warme stoel tegen de tijd dat je het geserveerd krijgt. De concurrerende theorie heeft het over een talkshow op de Tanzaniaanse televisie waar de geïnterviewden in de hot seat kritische vragen krijgen voorgelegd. Hiervoor werd met name politici uitgenodigd, en politici zijn varkens, dus vandaar. Er schijnen nog veel meer theorieën de ronde te doen. Aguttu maakt het prima; het enige noodgeval hier lijkt te zijn dat Sossie zijn vriend een week niet had gezien en hem daarom graag wilde ophalen. We rijden door.
De rest van de weg verbaas ik me over de schrijnend zichtbare armoede op sommige plekken langs de weg. Ingestorte gebouwen worden afgewisseld met kleine strooien hutjes. Het vee is magerder en de akkers schraler. Toen ik twee maanden geleden voor het eerst deze weg reed, had ik er blijkbaar nog geen referentiekader voor, maar dit soort verval en echt schrijnende armoede hebben we in Shirati niet – of is in ieder geval niet zo zichtbaar. Nu ik twee maanden later voor het eerst weer het dorpje uit ben en van een afstandje naar onze woonplaats kan kijken, realiseer ik me des te meer hoe goed we het daar hebben.
0 notes