Tumgik
ronaldmulder · 4 years
Text
Verhuisd
Dit blog wordt niet meer bijgehouden. Nieuwe blogposts publiceer ik op ronaldmulder.com/blog. Lange stukken, en Engelstalige, publiceer ik op Medium.
Ronald Mulder, januari 2020.
0 notes
ronaldmulder · 5 years
Text
Creatieve destructie
Innovatie is de bron van alle vooruitgang, en het is daarom goed dat de overheid innovatie probeert te stimuleren. En het is vreemd dat we de belangrijkste les uit de economische wetenschap op dit gebied meestal vergeten: innovatie vereist dat verouderde bedrijven kopje onder kunnen gaan. Dit model van innovatie staat bekend als creative destruction. De term is van Joseph Schumpeter, uit 1942. Of eigenlijk moet ik schöpferische Zerstörung zeggen, want Schumpeter schreef toen nog in het Duits. En bovendien had hij het concept geleend van Karl Marx, en die weer van Hegel - allebei Duitsers.
Maar goed. Creative destruction dus. Creatieve destructie. Scheppende vernietiging. Vooruitgang doordat het betere nieuwe het verkalkte oude vervangt. Het is een model dat de laatste decennia weer populair is geworden. In de jaren zeventig en tachtig van de vorige eeuw dachten we nog dat innovatie uit de laboratoria van Philips en Shell kwam, maar sinds Silicon Valley weten we beter. Innovatie komt van nieuwkomers, uit garageboxen. En innovatie maakt slachtoffers. Apple stootte Nokia van de troon, Netflix betekende het einde van Blockbusters en andere videotheken.
Het scheppende springt het meest in het oog, maar ook de vernietiging is een wezenlijk element van innovatie. Natuurlijk is het vervelend voor de betrokken werknemers en investeerders, maar het heeft toch vooral positieve kanten. Allerlei “oude vormen en gedachten” worden opgeruimd. Vastgoed en inventaris is in één keer afgeschreven en komt vaak voor een prikje op de markt. En hetzelfde geldt eigenlijk voor de werknemers: talent dat anders nooit naar een andere baan had omgekeken, is nu weer beschikbaar.
Het vernietigde is dus niet alleen een gevolg van innovatie; het kan er ook weer een oorzaak van zijn. Of op zijn minst een voedingsbodem.
De dynamiek van creatieve destructie bestaat alleen in een marktomgeving waarin bedrijven ook echt het loodje kunnen leggen. Bij de overheid wordt ook heus wel gecreëerd, maar er wordt slechts zelden iets vernietigd. Al het oude wordt meegesleept, dus innovatie betekent altijd omscholing, herplaatsing, migratietrajecten en cultuurveranderingsprogramma’s. Als je niet uitkijkt komt er alleen maar bij, en gaat er nooit iets af.
Ook in de financiële en zakelijke dienstverlening is er weinig destructie. De drie grote banken, de vier zorgverzekeraars, de vier grote accountantsfirma’s - ze zijn allemaal too big to fail. De maatschappelijke gevolgen van een faillissement zouden veel te groot zijn. Ook hier wordt veel geschiedenis meegesleept. Honderdduizenden regels COBOL-code, die steeds minder mensen kunnen lezen, laat staan onderhouden. Schandalen. Lijken in de kast. Langlopende contracten waar je nu nooit meer aan zou beginnen. Normen en waarden uit de vorige eeuw. En toch blijven deze dinosaurussen vrij eenvoudig overeind tegen de jonge, frisse uitdagers met gloednieuwe ideeën en dito IT-systemen, want alle kaarten zijn geschud in het voordeel van de gevestigde orde. Dat is fijn voor de mensen die er werken, maar slecht voor de innovatie.
Een beleid om banken en verzekeraars wat vaker failliet te laten gaan, dat zou een goed innovatiebeleid zijn. Maar iets zegt me dat daar weinig politiek draagvlak voor is.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
0 notes
ronaldmulder · 5 years
Text
Regels zijn regels
Er zijn twee soorten regels: regels die je vooraf controleert en regels die je achteraf controleert. Een voorbeeld van de laatste zijn vrijwel alle verkeersregels. Je mag niet door rood rijden. Je moet je aan de maximumsnelheid houden. In de eerste categorie vallen bijvoorbeeld: je moet achttien jaar of ouder zijn om alcohol te kopen, je moet een instapkaart hebben om het vliegtuig in te komen.
Ook vooraf-regels moeten gecontroleerd worden, maar het grote voordeel is dat de controle dekkend is. Er zitten geen zwartrijders in het vliegtuig. Wel in de trein, en dat zal zo blijven totdat NS op alle stations toegangspoortjes heeft ingevoerd. Controle vooraf is effectiever, rechtvaardiger en meestal ook efficiënter. Daarom wil NS graag toegangspoortjes, wil de belastingdienst liefst “bij de bron” heffen en laten we de slijter de leeftijd van zijn klanten controleren - in plaats van de politie tassencontroles te laten houden in winkelcentra.
Digitalisering brengt onvermijdelijk met zich mee dat we controle achteraf vervangen door controle vooraf. Software is niets en kan niets zonder regels vooraf. Tegen een zelfrijdende auto kun je niet zeggen: “Dit is de maximum snelheid; zie maar wat je ermee doet.” Voor een zelfrijdende auto zijn alle verkeersregels vooraf-regels. Maar ook “normale” auto's zitten tegenwoordig vol met software en sensoren. Dus hoe lang gaan we nog tolereren dat mensen te hard rijden of te weinig afstand houden, terwijl we dat eenvoudig onmogelijk kunnen maken? Een alcoholslot in elke nieuwe auto komt er al aan, in 2022. 
Ook in het zakelijke domein is er van alles mogelijk. Nu moet u, als ondernemer, zelf bijhouden hoeveel BTW u van klanten ontvangt en hoeveel BTW u aan leveranciers betaalt, en moet u het verschil op tijd overmaken naar de belastingsdienst. Daarbij loopt u het risico dat u fouten maakt of een dag te laat bent, en de fiscus loopt het risico op faillissementen en fraude. Terwijl dit toch eenvoudig te automatiseren is: als u een betaling ontvangt, gaat direct het juiste percentage naar de belastingdienst, en als u een betaling doet vice versa.
Rationeel is er weinig in te brengen tegen vooraf-regels. De regels bestaan nu ook al, en het is alleen maar eerlijk als ze ook consequent gehandhaafd worden. Maar toch wringt er iets. Heel soms, als niemand er last van heeft, rijd ik wel eens te hard. Of fiets ik over de stoep. Misschien heb ik zelfs wel eens met mijn belastingaangifte gesjoemeld. Als ik dan een boete krijg accepteer ik die, maar ik vind het prettig om dat soort afwegingen te kunnen maken. Het geeft me een gevoel van autonomie, van macht over mijn eigen leven.
We lezen vaak dat het voor een rechtstaat heel belangrijk is dat regels worden gehandhaafd. Anders ontstaat een gevoel van willekeur en verdwijnt uiteindelijk het respect en het draagvlak. Wat je minder vaak hoort is dat het ook belangrijk is dat er een grijs gebied is. Dat een conducteur of een politieagent kan zeggen: “Okay, ik snap het. Het mag niet, nooit meer doen, maar ik zal je deze keer geen boete geven.” Ook dat draagt bij aan draagvlak.
“Computer says no” is uiteindelijk net zo onbevredigend als “regels zijn regels”.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
0 notes
ronaldmulder · 5 years
Text
Naschokken
De zwaarste Groningse gasbeving sinds tijden, deze week in Westerwijtwerd, werd uiteraard op veel plaatsen nabesproken. Zo ook hier, in het radioprogramma Langs de Lijn En Omstreken. U ziet en hoort voormalig VVD-kamerlid Ton Elias, historicus en podcaster Pieter Gerrit Kroeger en communicatie-adviseur Kirsten Verdel.
.@TonElias en PGKroeger hebben in het #Nieuwsforum van @NPORadio1 weinig begrip voor de woede van Groningers over de gaswinning en de schade aan hun huis. @Locuta weet niet wat ze hoort #Groningen #aardbeving pic.twitter.com/nPGmJEqYEe
— Langs de Lijn En Omstreken (@LangsdeLijnEO) 24 May 2019
Er gaat veel mis in dit fragment, vooral van de zijde van de beide heren. Ik wil me beperken tot twee argumenten die ik wel vaker hoor. Daarbij parafraseer ik. Het gaat me er niet om iemand op zijn woorden te vangen. En eigenlijk denk ik dat ook Elias en Kroeger het beste met de Groningers voorhebben, maar dat ze dossierkennis missen. Het gaat me om de volgende argumenten:
Waarom moet de overheid alles oplossen? Waarom altijd dat slachtofferschap? Als je er zo veel last van hebt, kun je toch verhuizen
Ook al stoppen we morgen met de gaswinning, dan nog blijft de bodem tot 2050 onrustig. Niemand kan veiligheid garanderen, dus kunnen we het gebied beter evacueren en de bewoners uitkopen, zoals je dat ook doet als je een stuwdam aanlegt.
Het eerste argument heb ik zelf ook wel eens gebruikt, namelijk als Noordelijke bestuurders geld gingen vragen in Den Haag omdat er banen moesten komen in het Noorden. In plaats van klagen dat de werkloosheid in pakweg Dokkum of Pekela zo hoog is, zou je ook gewoon kunnen verhuizen, dacht ik dan.
Maar met die gasbevingen ligt het een beetje anders. De staat heeft een zorgplicht voor de veiligheid van zijn burgers. De NAM is aansprakelijk voor de schade die zij veroorzaakt en moet deze herstellen en vergoeden. Die twee feiten zijn onomstreden. Het gaat niet aan om van de Groningers te verwachten dat ze hun verlies nemen en verkassen, omdat “shit happens”. Deze shit is door iemand veroorzaakt, willens en wetens zou je zelfs kunnen zeggen - want de eerste waarschuwingen voor bodemdaling en verzakking dateren uit de jaren zeventig van de vorige eeuw. Het is geen natuurverschijnsel.
Los daarvan zou het goed zijn als er een opkoopregeling was voor mensen die willen verhuizen, maar dat niet kunnen, omdat hun huis niets meer waard is.
Wat het tweede argument betreft: dit had misschien gekund, twintig jaar geleden of zo, met heel veel leiderschap. “Het spijt ons, we hebben ons vreselijk vergist, we kunnen uw veiligheid hier niet garanderen, we vergoeden een verhuizing naar een vergelijkbare woning in een plaats naar keuze.” Maar dit is niet wat er gebeurd is. In plaats daarvan heeft de NAM achtereenvolgens ontkend, gebagatelliseerd en vertraagd. De staat heeft langzaam maar zeker, maar toch vooral langzaam, zijn verantwoordelijkheid genomen: de gaswinning wordt afgebouwd, meerdere keren is toegezegd dat alle schade vergoed zal worden en alle gebouwen versterkt. Los daarvan is ruim een miljard euro toegezegd voor investeringen in de vitaliteit van het gebied.
Je zou zelfs kunnen zeggen dat het nu in principe allemaal goed geregeld is. Het probleem is alleen dat de uitvoering zo ontzettend traag en krenterig verloopt. (Het dossier van het Dagblad van het Noorden over gaswinningsschade heet niet voor niets “Wij Wachten”). Groningers waren deze week niet boos omdat er weer een beving was; ze weten dat die er nog lang zullen zijn. Ze waren boos omdat er sinds de vorige zware beving nauwelijks gebouwen zijn gerepareerd en versterkt.
Als de Groningers nu, na al die jaren van strijd en onzekerheid, serieus te horen zouden krijgen dat de hersteloperatie gestaakt wordt, dat het gebied ontruimd wordt, en het gasveld leeggepompt, dan denk ik dat we aan de vooravond staan van een Groxit.
0 notes
ronaldmulder · 5 years
Text
Bloemen zaaien
Het was een sympathieke oproep, van onze minister-president, vorige maand. Rutte riep mensen op bloemen te gaan zaaien voor bijen en vlinders. "Zorg dat je gaat zaaien", zei Rutte ter gelegenheid van de Landelijke Zaaidag. "Dus als je een stukje tuin over hebt of een balkon, zaai. Het is echt heel leuk."
Bloemen zaaien is inderdaad leuk. Het is leuk om uit het niets iets moois te zien groeien. Het is ook best belangrijk dat de vlinders en de bijen niet uitsterven, want vlinders zijn mooi en zonder bijen zijn er helemaal geen bloemen meer en gaan we allemaal dood.
Helaas was de oproep ook een beetje hypocriet. Rutte is al heel lang de baas van het land, en Nederland loopt niet bepaald voorop in het terugdringen van insecticiden. Insecticiden zijn gewasbeschermingsmiddelen die insecten bestrijden. Vlinders en bijen zijn insecten. Neonicotinoïden, een categorie insecticiden die verantwoordelijk wordt gehouden voor een groot deel van de bijensterfte, zijn pas sinds dit jaar in Europa verboden. Mede dankzij Nederland is er een uitzondering gemaakt voor gebruik in kassen.
De oproep om bloemen te zaaien is het zoveelste voorbeeld van de heersende politieke gedachte dat alles een individuele verantwoordelijkheid is. Zelfs als dit filosofisch juist zou zijn (wat ik betwijfel), is het niet erg praktisch. Veel dingen kun je veel beter, sneller en efficiënter voor elkaar krijgen door een collectieve aanpak. We organiseren onze defensie immers ook niet door iedereen op te roepen een geweer te kopen. “Een beter milieu begint bij jezelf”, maar het is wel handig als de overheid zorgt voor glasbakken, bouwbesluiten, uitstootnormen en een paar agenten die je in de kraag vatten als je de vuilniszakken in het park dumpt.
Bij het klimaatvraagstuk zien we dezelfde benadering. Korter douchen, minder vlees eten, niet vliegen - elke week lezen we weer een nieuw beroep op onze individuele verantwoordelijkheid. En het is nooit iets leuks. Zou het niet effectiever zijn als de overheid zou zorgen voor beter en goedkoper openbaar vervoer? En ophield de luchtvaart te subsidiëren en aanbieders van vleesvervangers dwars te zitten?
Het verschijnsel beperkt zich niet tot klimaat en milieu. We zien het ook in het sociaal-economische domein. Werkloos? In de bijstand? Dan wil de overheid van alles voor je doen, behalve het enige dat echt zou helpen, namelijk je een baan aanbieden. Want hee, eigen verantwoordelijkheid! De overheid is geen geluksmachine! Maar als we het zo belangrijk vinden dat iedereen een baan kan krijgen, dan kunnen we dat toch gewoon regelen?
In Goirle is, naar Amerikaans voorbeeld, een open hiring project gestart. Babywinkel MamaLoes neemt iedereen aan die wil werken, zonder sollicitatiebrief en ongeacht diploma’s, CV of persoonlijke achtergrond. Prachtig initiatief hoor, maar waarom moet een particulier bedrijf dit oplossen? Waarom heeft niet iedere gemeente een werkbedrijf met open hiring?
Veel vraagstukken vragen om een collectieve oplossing. Een politiek die dat ontkent en de bal steeds weer terugkaatst naar de burger, moet niet raar opkijken als de burger de politiek dan niet meer zo nuttig vindt.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
0 notes
ronaldmulder · 5 years
Text
Je bent wie je kent
Ongetwijfeld heeft u inmiddels iets gelezen over Sesame Credit, het puntensysteem dat China wil invoeren om gewenst gedrag van burgers te belonen, en ongewenst gedrag te bestraffen. Tenminste, zo wordt het in de Westerse media meestal omschreven, met daarbij een paar sappige voorbeelden van wat de Communistische Partij, die China immers regeert, ongewenst gedrag vindt. Chinezen krijgen strafpunten als ze een lening niet terugbetalen, maar ook voor verkeersovertredingen, zwartrijden, roken waar dat niet mag, roddelen op sociale media, of herrie maken in een stiltecoupé.
Chinezen met een lage score krijgen straf: ze kunnen geen leningen krijgen, worden uitgesloten van vlieg- en treinreizen en hun kinderen mogen bepaalde opleidingen niet doen. En het allerergste: de score van familieleden en vrienden weegt mee in je eigen score. Dus vrienden met een lage rating kun je maar beter snel dumpen.
In werkelijkheid lijkt het allemaal wat genuanceerder te liggen. Sesame Credit is geen systeem van de overheid, maar van Ant Financial, een verzelfstandigde dochter van internetgigant Alibaba en vooral bekend van betaaldienst AliPay. Dat een betaaldienst zich bezighoudt met kredietscores is natuurlijk niet zo vreemd.
Er zijn wel puntensystemen van de overheid, maar die werken vooral op lokaal en regionaal niveau. Ze verschillen onderling nogal, en ze zijn lang niet zo allesbepalend als in sommige verhalen wordt geschetst. Een interessant element in sommige is dat niet alleen ongewenst gedrag tot strafpunten leidt, maar dat je ook punten kunt verdienen met “goed” gedrag: zorgen voor zieken of bejaarden, doneren aan goede doelen en vrijwilligerswerk leiden tot een hogere score. En een hogere score levert voordelen op: een hogere spaarrente en lagere leenrente bij de bank, een lagere borg betalen bij het huren van gereedschap of zelfs een snellere behandeling van een vergunningaanvraag.
De Chinese overheid schijnt inderdaad plannen te hebben om te komen tot een landelijk, uniform puntensysteem. En natuurlijk kan dat op een verschrikkelijke manier ontsporen in een land waar burgers en bedrijven, als het er op aankomt, geen enkele rechtsbescherming hebben tegen de staat.
Maar wat Sesame Credit op dit moment is, is helemaal zo gek nog niet: een sociale kredietscore. Het cijfer zegt iets over je kredietwaardigheid, je betrouwbaarheid.
Laten we niet doen of wij in Nederland ook niet een soort Sesame hebben. Bij ons bestaat het uit de heilige drieëenheid banksaldo, loonstrookje en BKR-notering. Geen eigen geld, geen vaste baan, of een flinke studieschuld? Dan wordt het lastig om een lening te krijgen.
Of ik een hufter ben of een behulpzaam mens, maakt bij ons niet uit, bij het bankloket. In China zou ik, zelfs zonder vaste baan, een hypotheek kunnen krijgen als mijn “sociaal krediet” hoog genoeg is. Omdat ik me netjes gedraag, een goed netwerk heb en regelmatig voor anderen klaar heb gestaan, vertrouwt de bank erop dat het wel goed komt met de maandelijkse betalingen.
Eigenlijk is daar niet zoveel mis mee. En eigenlijk werkte het bij ons precies zo, toen de bank nog gewoon een kantoor in het dorp had, met een directeur die je kende.
0 notes
ronaldmulder · 5 years
Text
Schuld en boete
Nederland kent ongeveer een miljoen huishoudens die problematische schulden hebben, of hard op weg zijn daarheen. Problematische schulden zijn schulden die je onmogelijk zelf meer op kunt lossen. Of af kunt lossen. Schulden die je niet aflost groeien aan, door boetes, en rente, en daar ook weer rente over.
De kosten hiervan, voor de maatschappij, zijn hoog. In de eerste plaats in termen van menselijk leed. Een langdurige uitzichtloze situatie leidt direct en indirect tot allerlei ellende: slechtere gezondheid, werkloosheid, huisuitzetting, sociaal isolement, verslaving, gevangenisstraf en zelfs zelfmoord. Meestal niet allemaal, en ook niet per se in die volgorde, maar toch. In de tweede plaats gaat er heel veel gemeenschapsgeld zitten in de bestrijding van deze gevolgen. Heel, heel veel meer dan de oorspronkelijke omvang van de schulden. Er zijn alleen maar verliezers, want ook de schuldeisers zien hun geld niet terug als schulden eenmaal problematisch zijn geworden.
Het eindstation van de schuldenaar met problematische schulden is de schuldsanering. Drie tot vijf jaar lang wordt hij “onder bewind geplaatst”: een bewindvoerder neemt de regie over zijn financiën over en hij moet leven van een minimumbedrag. Als hij geen baan heeft moet hij solliciteren, en als hij waardevolle bezittingen heeft mag de bewindvoerder deze verkopen. Als de sanering is afgerond zal de nu schuldenvrije schuldenaar nog een paar jaar geen lening mogen afsluiten - dus ook geen creditcard of autofinanciering.
Het lijkt meer op een straf dan op een serieuze poging om een voor alle partijen optimale oplossing te vinden.
Dat is een heel contrast met wat we doen als een bedrijf problematische schulden heeft. Dan gaan schuldeisers en schuldenaar om tafel om tot een herstructurering van de schulden te komen. Er worden nieuwe, haalbare afspraken gemaakt. De looptijd wordt verlengd, de rente aangepast, er worden nieuwe zekerheden ingebracht, als die er zijn. Niet zelden wordt een deel van de schuld kwijtgescholden, als onderdeel van het totale pakket. De schuldenaar wordt, als het goed is, niet tot het uiterste uitgeknepen. Want dan wordt de kans op een gezond bedrijf, dat aan zijn verplichtingen kan voldoen, alleen maar kleiner.
In een zakelijke context vinden we het ook logisch dat niet alle schulden altijd worden afgelost. De post “dubieuze debiteuren” is een gegeven. Het is een van de redenen waarom rente bestaat - als je geld uitleent, loop je het risico dat je het niet terugkrijgt en voor dat risico krijg je een vergoeding.
Maar als het gaat over personen (of landen; zie Griekenland) dan vinden we het ineens heel moeilijk om zo rationeel te kijken. Wie zijn schulden niet kan afbetalen heeft op te grote voet geleefd, is onverantwoordelijk, onbetrouwbaar, en bovendien lui, dom, of allebei. Eigen schuld, dikke bult, billen branden, blaren zitten. Dit zit diep in onze cultuur, of misschien wel in het menselijk DNA. Schuld ligt dicht bij schande, en schaamte, en zonde, in de Bijbelse betekenis.
Als we dat nou eens konden veranderen, dan zouden mensen met schulden misschien ook wat eerder hulp durven zoeken, voordat de problemen onoplosbaar worden.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
0 notes
ronaldmulder · 5 years
Text
Net als in de film
Een van de voordelen van speelfilms in de bioscoop zien is dat je, als je netjes blijft zitten, ook de hele aftiteling meekrijgt. Het is indrukwekkend en leerzaam om te zien hoeveel verschillende mensen bij zo’n project betrokken zijn. Acteurs natuurlijk, en technici, maar ook cateraars, accountants, belastingadviseurs, locatiescouts, koeriers, decorbouwers, kappers, woordvoerders en ga zo maar door. Verreweg de meeste van die mensen zijn freelancers; vrijwel niemand is in dienst bij de studio die de film uitbrengt. Een speelfilm is een tijdelijke arbeidsorganisatie van tientallen, soms honderden, zzp’ers, allemaal geselecteerd op hun geschiktheid voor hun specifieke rol in dit specifieke project.
De logica achter dit Hollywood-model is duidelijk. Voor de ene film heb je hondentrainers nodig en voor de andere specialisten in Romeinse militaire strategie. Sommige cameramensen zijn goed in actiefilms, andere in interieurs. Het is niet te doen om al die mensen op de loonlijst te hebben, en je wilt wel met de beste werken, want films maken is, zeker in Hollywood, keiharde business.
De grote vraag is natuurlijk: waarom is Hollywood de uitzondering, en niet de regel? Er zijn toch veel meer sectoren waar voornamelijk projectmatig wordt gewerkt: bouw, consultancy, software-ontwikkeling, partycatering - allemaal bedrijfstakken waar je van de ene unieke klus naar de volgende hopt. En ik heb er geen harde cijfers over, maar ik denk dat dit voor steeds meer branches geldt, omdat routinematig werk zo langzamerhand allemaal wordt geautomatiseerd.
Met andere woorden: waarom bestaan er eigenlijk bedrijven? Wat is het nut van een vaste groep mensen waarmee je elke klus die op je pad komt moet klaren?
Voor het antwoord op die vraag kreeg Ronald Coase in 1991 de Nobelprijs voor economie. Coase betoogde, kort gezegd, dat je aan de buitenkant slecht kunt zien hoe geschikt iemand is voor een bepaalde rol. Je moet dus kosten maken, in tijd en geld, om dat uit te vinden: advertenties plaatsen, gesprekken voeren, referenties inwinnen, tests laten uitvoeren. Transactiekosten, noemde Coase dat. Hoe hoger die transactiekosten, hoe slimmer het is om mensen langer in dienst te houden, in plaats van voor elke klus de beste te zoeken.
De laatste jaren is het, dankzij de opkomst van allerlei online platforms, steeds makkelijker geworden om goede mensen te vinden voor een project - en om leuke klussen te vinden voor jouw kwaliteiten. De transactiekosten zijn flink afgenomen, wat sommige trendwatchers al heeft verleid tot de voorspelling dat we binnenkort allemaal freelancer zullen zijn. Tot nu toe is die voorspelling niet uitgekomen - met de langdurige crisis vers in het geheugen, is een vaste baan voor veel mensen toch wel aantrekkelijk. Maar nu de arbeidsmarkt in steeds meer branches krap wordt, worden de risico’s van een zelfstandig bestaan steeds kleiner.
De vakbonden, die zzp’ers zien als zielepoten zonder pensioen, zouden trouwens ook eens in Hollywood moeten kijken. Terwijl in Nederland vrijwel geen enkele zzp’er lid is van een vakbond, behoren de bonden in de filmindustrie tot de sterkste van Amerika. Daar valt misschien iets van te leren.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
0 notes
ronaldmulder · 5 years
Text
Rokende schoorstenen
Vorige maand, vlak voordat de Tweede kamer vier weken op Kerstreces ging, werd het Klimaatakkoord gepresenteerd. “Akkoord” is een beetje overdreven in dit geval, want de vakbonden en de milieubeweging waren helemaal niet akkoord, en ondertekenden de afspraken dan ook niet. Na publicatie bleken nog veel meer mensen niet akkoord te zijn, waaronder de hoofdredactie van De Telegraaf, die het akkoord “klimaatverraad” noemde, omdat de rekening bijna geheel bij de burger terecht zou komen.
VNO-NCW was wel blij met de afspraken. Nu ken ik Hans de Boer een beetje, van vroeger, en het enige wat ik hem ooit over CO2 heb horen zeggen is: “De schoorsteen moet roken.”
Maar zonder gekheid, als de milieubeweging, de vakbonden en de krant van wakker Nederland niet tevreden zijn, en de werkgevers wel, dan zegt dat natuurlijk wel iets.
Zou het beter kunnen, met het klimaatbeleid? Laten we eens kijken.
De eerste optie is: niets doen. Nederland is zo klein dat het voor het wereldwijde klimaat nauwelijks iets uitmaakt wat we doen. Terwijl wij steggelen over de uitbreiding van Schiphol, komt er in China elk jaar één Schiphol bij - u kent de argumenten. Dit is natuurlijk precies waarom we internationale afspraken hebben gemaakt, waar ons klimaatakkoord een uitwerking van is. Daar moeten we ons aan houden, niet alleen omdat dat moreel juist is, maar ook omdat het voor een klein land verstandig is om je aan je woord te houden.
De tweede optie: de trap van bovenaf schoonvegen. De grootste uitstoters van CO2 het eerst aanpakken. Dat klinkt logisch, maar wie zijn de top-tien grootste uitstoters? Naast Tata Steel (Hoogovens) en de raffinaderijen van Shell en BP zijn dat zeven elektriciteitscentrales (waarvan zes kolencentrales). Voor die centrales hebben we niet zomaar duurzame alternatieven. En als we Tata of BP sluiten zonder iets aan de vraag naar hun producten te doen, verschuift de productie en de uitstoot gewoon naar een ander land.
De derde optie: de markt het werk laten doen. Dat kan op een aantal manieren. Het meest rechtvaardig is een CO2-belasting: wie vervuilt, betaalt. Het meest elegant is een systeem van verhandelbare emissierechten. Als je minder CO2 uitstoot dan gemiddeld kun je die rechten verkopen - duurzaam werken en leven wordt dan een verdienmodel. Het meest eenvoudige systeem, tenslotte, is een (hele forse) heffing op fossiele brandstoffen. Dit pakt de vervuiler niet zo precies aan, maar is wel veel eenvoudiger uit te voeren dan de andere twee. Maar welk systeem je ook kiest, je kunt dit eigenlijk alleen in Europees verband doen, anders worden jouw schone producten van de markt gedrukt door vuile importen.
Je zou haast gaan denken dat “klimaatbeleid” niet iets is wat je op nationaal niveau kunt regelen.
Dus misschien is het akkoord wat er nu ligt het best haalbare. Het is een akkoord van boekhouders en technocraten, geen visie op een duurzame samenleving. Ik voorspel veel werk voor adviseurs, rapporteurs en controleurs. En veel rokende schoorstenen.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
0 notes
ronaldmulder · 5 years
Text
De kracht van het verhaal
Marketing, religie en politiek hebben één ding gemeen: het gaat in de kern steeds over goede verhalen vertellen. Kort, krachtig, makkelijk te onthouden en goed na te vertellen. De beste verhalen klinken de luisteraar direct bekend in de oren. Ze raken aan iets vertrouwds. De succesvolle marketingtruc van de Middeleeuwse kerkvaders was bijvoorbeeld om de grote verhalen van het Christendom - Kerst en Pasen - te koppelen aan verhalen over de wisselingen van de seizoenen, die de mensheid overal al duizenden jaren vertelt.
Ook in de economie kennen we dergelijke verhalen. “Creative destruction” bijvoorbeeld, het verhaal van Joseph Schumpeter over innovatie en vooruitgang. Oude bedrijven worden uit de markt gedrukt door nieuwkomers die beter zijn. Of de “onzichtbare hand” van Adam Smith, die ervoor zorgt dat mensen die individueel ieder hun eigenbelang nastreven, tegelijk samen het algemeen belang dienen. Beide verhalen klinken vertrouwd; ze sluiten aan bij de menselijke behoefte aan een natuurlijke ordening.
Het meest succesvolle verhaal in de economie is zonder twijfel de metafoor van de “vrije markt”. “Markt” roept direct het beeld op van een zonovergoten plein in een Toscaans stadje. Lopend langs de kramen kun je de prijs en kwaliteit van de waren prima vergelijken. Je bepaalt in alle vrijheid of je de goedkoopste tomaten neemt, of de mooiste, of de tomaten van de koopvrouw met de liefste glimlach. De plaatselijke veldwachter treedt op tegen zakkenrollers, valsemunters en vechtersbazen. De markt is gezellig, eerlijk en efficiënt. En vrij is natuurlijk beter dan onvrij, dus de vrije markt, wie kan daar nu tegen zijn?
Helaas, de meeste markten zien er minder idyllisch uit dan deze Toscaanse warenmarkt. Soms zijn, zonder dat je dat weet, alle tomatenverkopers in dienst van een en dezelfde grote tomatenteler, die je veel te veel laat betalen. Een andere keer blijk je geen losse tomaten te kunnen kopen, maar alleen abonnementen op een maandelijkse hoeveelheid tomaten, waar je bovendien steeds een zak groene paprika’s bij krijgt. En op weer een andere markt kun je alleen tomaten kopen die in een gesloten papieren zak zitten. En als je klaagt dat de tomaten vorige week rot waren, staan er ineens twee grote norse mannen naast je.
Er is weinig reden om aan te nemen dat “de vrije markt” eerlijke, wenselijke of efficiënte uitkomsten oplevert. Als je “de vrije markt” zijn gang laat gaan, eindigt dat niet zelden in een monopolie, een kartel, verspilling, milieuvervuiling, uitbuiting of schadelijke producten. De ideale vrije markt, waar de onzichtbare hand van Adam Smith zijn heilzame werk doet, is de uitzondering, niet de regel. Dat is geen geheim. Van de laatste dertig Nobelprijzen economie is zeker de helft gegaan naar economen die marktimperfecties bestudeerd hebben. En we hebben natuurlijk ook niet voor niets al die Inspecties en Autoriteiten. De markt werkt alleen als deze actief beschermd en gereguleerd wordt.
Maar als een politicus het heeft over “marktwerking bevorderen”, dan bedoelt hij altijd deregulering en nooit regulering. Want de markt moet vrij zijn, denken we. Dat is de kracht van het verhaal.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
1 note · View note
ronaldmulder · 6 years
Text
De BV Nederland bestaat niet
Als er één uitdrukking zo snel mogelijk uitgebannen moet worden, dan is het wel “de BV Nederland”. “De BV Nederland” is wat je tegenwoordig een frame noemt; een manier van zeggen waarmee je doelbewust allerlei associaties mee naar binnen smokkelt, het hoofd van de toehoorder in. Een BV moet winst maken, meer verkopen dan inkopen, de concurrentie verslaan, lean and mean zijn, het huishoudboekje op orde hebben, rendement maken op investeringen en zo voort.
Maar een land is geen bedrijf. Een land hoeft dat allemaal niet.
Een land concurreert niet met andere landen, een land drijft handel met ze. Landen zijn geen concurrenten, ze zijn elkaars afnemers en toeleveranciers. Als het goed gaat met Duitsland, of met China, is dat goed voor ons, niet slecht. Een land hoeft op die handel ook geen “winst” te maken. Een overschot op de handelsbalans is niet beter of slechter dan een tekort. En als er landen zijn met een overschot, moeten er ook landen zijn met een tekort, want alle landen samen hebben een saldo van nul - we handelen immers niet met Mars. Een langdurig handelstekort is voor een land evenmin goed als voor een bedrijf, dat is waar. Maar ook een langdurig overschot, zoals Nederland kent, is niet gezond. Het betekent dat je jezelf tekort doet. Je zou je hogere lonen, meer bestedingen en meer importen kunnen permitteren. En je ontneemt je handelspartners een afzetmogelijkheid.
Het idee dat landen concurreren leidt ook tot veel te veel aandacht voor het vestigingsklimaat. Alle zeilen worden bijgezet om een paar hele grote bedrijven te bewegen hier hun hoofdkwartier of Europees distributiecentrum te vestigen. Maar (afhankelijk van hoe je precies meet): 70 tot 90 procent van de werkgelegenheid in Nederland zit bij het zeer honkvaste mkb. Het ondernemersklimaat is voor onze economie veel belangrijker dan het vestigingsklimaat. Onderwijs, infrastructuur, rechtszekerheid, een toekomstbestendig stelsel van sociale zekerheid en, niet te vergeten, een bevolking met geld in de portemonnee, zijn allemaal veel belangrijker dan verlaging van de vennootschapsbelasting.
Nog zo’n associatie bij “de BV Nederland” is het idee dat Nederland monolitisch is. Dat wat goed is voor Shell automatisch ook goed is voor u en mij. Maar dat is niet zo; dat gaat niet automatisch. Daarvoor is een overheid nodig die herverdeelt, door belastingen te heffen en uitgaven te doen die aan iedereen ten goede komen. Gebeurt dat onvoldoende, dan neemt de ongelijkheid steeds verder toe. Maar in een BV Nederland past zo’n overheid niet. Daar heb je het liefst een hele kleine overheid, die niet in de weg loopt. Een zakenkabinet!
Kortom, een BV Nederland is een Nederland dat vooral de belangen van grote bedrijven dient en zich laat gijzelen door de angst dat “we” anders verliezen in de internationale concurrentiestrijd. Hoog tijd om na te denken over een betere metafoor. Een metafoor waarin samenwerking, gemeenschappelijk belang en mee-delen een plek hebben.
Ik geef toe, de Coöperatie Nederland bekt minder lekker, maar het komt wel een stuk dichter bij wat we nodig hebben.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
0 notes
ronaldmulder · 6 years
Text
Deeltijddrama
Een week heeft 168 uur. Bij veel organisaties is 36 uur “voltijd”. Maar 24 uur is een deeltijdbaan en een deeltijdbaan, zo lezen we telkens, is heel problematisch. Want “als elke deeltijdwerker vier uur meer zou werken, dan waren alle personeelstekorten in zorg en onderwijs opgelost.” En “als Nederlanders net zo veel zouden werken als andere Europeanen, dan zou het nationaal inkomen €100 miljard hoger liggen.”
Laat ik hier duidelijk over zijn: dit is een onzinnige argumentatie en het is bovendien gemeen. Wie wil werken gaat gewoon werken en wie meer wil werken gaat gewoon meer werken, in deze visie. Tja, als het zo simpel zou liggen, dan zou er nooit werkloosheid bestaan. Onzin dus. En gemeen: het lijkt nu net of die luie, egoïstische deeltijdwerkers verantwoordelijk zijn voor allerlei collectieve problemen. Dat is natuurlijk niet zo. Het is ieders volste recht om 24 uur per week te werken als hij of zij daar voldoende aan heeft. Dat veel Nederlandse gezinnen uit eigen vrije keuze samen anderhalve baan hebben, dat lijkt me een verworvenheid van dezelfde categorie als de vrije zaterdag en het verbod op kinderarbeid. Nu ik erover nadenk: als we die twee afschaffen zijn ook alle personeelsproblemen opgelost! Kinderen die aan het werk zijn hebben bovendien geen leerkrachten nodig, dus dat mes snijdt aan twee kanten.
Zonder gekheid: meer uren gaan werken dan we eigenlijk willen is niet alleen een zwaktebod, het is achteruitgang. Vooruitgang is meer creëren in minder tijd. Slimmer werken! Innoveren! Met de opkomst van robots en kunstmatige intelligentie zijn de mogelijkheden ongekend.
Er is één aspect aan deeltijdwerk dat wél problematisch is, en dat is dat de anderhalve baan per gezin meestal ongelijk verdeeld is: een hele voor de man en een halve voor de vrouw. Dit is niet een economisch, maar een cultureel probleem. Dat blijkt ook wel uit het feit dat twintig jaar fiscaal beleid, van kinderopvangtoeslag tot voetoverheveling, hier niets aan hebben kunnen veranderen.
Het is een complex vraagstuk. Niet dat de oorzaak zo ingewikkeld is, integendeel, die is heel eenvoudig: we vinden als maatschappij eigenlijk dat het de taak van de vrouw is om voor de kinderen te zorgen. Het complexe zit erin dat deze overtuiging, die veel mensen individueel helemaal niet meer hebben, zo diep verankerd is in allerlei aspecten van de samenleving. Gender-specifieke sinterklaaskado's. Verschillende benadering van jongens en meisjes bij school- en studiekeuze. Schooltijden en vakanties die ervan uitgaan dat er überhaupt iemand thuis is voor de kinderen. Zelfs de ruimtelijke ordening, die scholen (en winkelcentra) in woonwijken plaatst, en kantoren en bedrijventerreinen heel ergens anders, draagt eraan bij.
Voortdurend worden bestaande rolpatronen bevestigd. “Goh, een eigen zaak. Hoe doe je dat dan met de kinderen?” Het is mij nooit gevraagd, maar elke vrouwelijke ondernemer met kinderen hoort het tot ze er gek van wordt.
Proberen meer vrouwen voltijd te laten werken is vechten tegen de bierkaai, en bovendien nergens goed voor. Gelukkig is er een eenvoudiger manier om een einde te maken aan deze ongelijkheid: meer mannen in deeltijd laten werken. Daar wordt iedereen beter van.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
1 note · View note
ronaldmulder · 6 years
Text
Weg met de donut, leve de groei
Het kan haast niet anders of ook u heeft inmiddels gehoord over de donut economie, en over het gelijknamige boek van de Britse econome Kate Raworth. Het boek is een bestseller, en voor de zomervakantie gaf Raworth een lezing in De Nieuwe Kolk in Assen, voor een uitverkochte zaal noordelijke bestuurders, politici en ondernemers.
Voor wie er niet bij was, en het boek niet kent: de centrale boodschap van Raworth is dat economische groei niet zaligmakend is, en dat we rekening moeten houden met een “sociaal fundament” en een “ecologisch plafond”. Het doel dat we als samenleving voor ogen moeten houden is niet de grafiek van exponentiële groei, maar een plaatje waarin we manoeuvreren tussen dat sociale fundament (de binnenste ring van de donut) en dat ecologische plafond (de buitenste ring).
Ik vind het maar een raar boek. Waarom is het een donut, en geen tompouce? Waarom is de ecologie niet de bodem, waar je niet doorheen mag zakken, in plaats van het plafond? Raworths ecologische plafond is samengesteld uit negen factoren, en het sociale fundament uit twaalf. Van de ecologische, zoals biodiversiteit en de ozonlaag, kun je min of meer wetenschappelijk vaststellen wat er minimaal nodig is om het ecosysteem van de aarde in stand te houden. Maar hoeveel huisvesting heeft een mens nodig, of gelijkheid, of onderwijs? Dat zijn toch politieke keuzes lijkt me, geen wetenschappelijke. En bovendien: hoe maak je de afweging tussen al die doelstellingen? Van Jan Tinbergen hebben we geleerd dat je minstens zoveel instrumenten als doelstellingen nodig hebt, dus met minder groeien en beter verdelen ben je er niet. Concreet: alle welvaart die wij over zouden hevelen naar bijvoorbeeld Indonesië leidt direct tot meer mensen boven de sociale bodem, maar ook tot een grote netto toename van CO2-uitstoot en vleesconsumptie.
Vreemd genoeg blijkt de boodschap van Raworth enorm aan te spreken. Natuurlijk kan de economische groei niet oneindig doorgaan! Er is meer in het leven dan alleen geld! Laten we ook iets gaan doen met de donut!
Een groot deel van dit enthousiasme komt volgens mij door een misverstand over het begrip “groei”. Groei betekent niet “meer van hetzelfde”. Als we de groei van de mobiliteit sinds 1800 allemaal met paard en wagen hadden gerealiseerd, dan zouden we omkomen in de paardenmest. Als we het groeiende energieverbruik sinds 1830 allemaal uit steenkool hadden gehaald, dan konden we nu geen adem meer halen. Maar groei betekent juist “meer doen met minder”. We hebben vooruitgang weten te realiseren door dingen slimmer en schoner te doen, en zo zal het ook in de toekomst moeten gaan.
Groei betekent niet “meer van hetzelfde”, en we kunnen de nadelen van groei niet bestrijden door minder van hetzelfde te doen. We kunnen onszelf niet uit de problemen krimpen. We kunnen wel problemen oplossen door te innoveren en te ondernemen. En, als het goed is, noemen we dat achteraf dan “groei”.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
0 notes
ronaldmulder · 6 years
Text
De doughnut is geen zoet koekje
Kate Raworth is een rockstar economist, en gisteravond in theater De Nieuwe Kolk in Assen zag ik waarom ze die titel verdient. Ze geeft een wervelende show en ze zet mensen aan het nadenken. Er is meer in het leven dan alleen markt, geld en groei. Het gaat ook om geluk, en rechtvaardigheid, en om het beschermen van de aardse ecosystemen. Bij de volle zaal, ongeveer 800 noordelijke studenten, ondernemers, bestuurders, politici en loslopend volk, ging het erin als koek.
Dat is opmerkelijk, want de boodschap van Raworth is op onderdelen best radicaal. Ik denk niet dat gedeputeerde Henk Brink (Drenthe, VVD), die namens de gastheren nog even het podium betrad, veel voelt voor bijvoorbeeld een onvoorwaardelijk basisinkomen, of een miljonairsbelasting, of het zwaarder belasten van multinationals ter bekostiging van meer ontwikkelingshulp.
Maar op die concrete aanbevelingen legt Raworth ook niet de nadruk. Het gaat haar om het grote plaatje, het denkraam. Dat is logisch, maar daardoor wordt het verhaal niet heel urgent. Het is een beetje zo’n Tegenlicht-uitzending, waarbij je steeds instemmend zit te knikken en daarna lekker gaat slapen.
Het is een kwestie van smaak, maar ik was meer gecharmeerd van het voorprogramma. Dat werd verzorgd door Kees Klomp, directeur van SMO en auteur van, onder andere, De Betekeniseconomie. Als Kate rock is, dan is Kees punk. Natuurlijk, Kees is een marketingjongen en ook hij weet dat limonade beter verkoopt dan citroensap, maar zijn verhaal schuurde af en toe prettig ongemakkelijk. De mooiste oneliner, over betekenisvol ondernemen, vond ik: “Het gaat niet om doel, het gaat om doen.” “En om laten,” zou je daar nog aan toe kunnen voegen.
Ik vermoed dat de aanwezige bestuurders de boodschap van Kate aantrekkelijker vonden. Binnenkort zal er wel een mooie nota verschijnen. “De doughnut-economie. Kansen voor Noord-Nederland.” Want stoppen met de TT, of met het subsidiëren van vliegverkeer, dat zet weliswaar meer zoden aan de dijk, maar daar maak je je niet populair mee.
0 notes
ronaldmulder · 6 years
Text
Bevrijdingsdag
Gefeliciteerd alvast! Volgende week, op 19 juni om precies te zijn, is het in Nederland Tax Liberation Day. Van 1 januari tot en met 18 juni werkt u voor de Belastingdienst, maar vanaf 19 juni tot en met 31 december werkt u voor uzelf. Bij wijze van spreken dan hè, en gemiddeld.
De Britten vierden hun belastingbevrijdingsdag vorige maand al, op 29 mei. Maar ook dat is veel te laat, vinden ze. “Zelfs de horigen in de Middeleeuwen werkten slechts een derde van hun tijd voor hun feodale heer. Wij maar liefst veertig procent!” schreef het Adam Smith Institute, een rechtse denktank. Ik kan het u nog sterker vertellen. Toen de hertog van Alva in 1569 namens Filips II in de Nederlanden de Tiende Penning invoerde (een BTW van tien procent), kwamen we in opstand en hebben we tachtig jaar oorlog gevoerd! Tegenwoordig betalen we zonder morren een BTW van 21 procent.
Maar u prikt natuurlijk wel door deze framing heen. Geld afdragen aan een feodale heer of een buitenlandse bezetter is niet hetzelfde als belasting betalen aan een democratisch gekozen overheid. In het laatste geval kunt u immers meepraten over de besteding van het geld. Want waar die Middeleeuwse heer zijn geld waarschijnlijk uitgaf aan kruistochten en toernooien, levert onze overheid ons allemaal mooie producten en diensten. Veiligheid en rechtsbescherming. Gratis lager en middelbaar onderwijs, en hoger onderwijs ver onder de kostprijs. Wegen waar u gratis overheen mag rijden. Gezondheidszorg, ook ver onder kostprijs. Maar liefst drie televisiezenders die heel anders zijn dan de elf of twaalf die geen belastinggeld krijgen. O nee, dat dan weer niet. En, niet te vergeten, u krijgt zelf geld van de overheid, tenminste als u oud, arbeidsongeschikt, arm of student bent, of als u kinderen of een eigen huis hebt, nou ja, bijna altijd dus.
Wat ik zeggen wou: we krijgen er een hoop voor terug. Misschien moeten we er een ander woord voor verzinnen. “Belasting” klinkt niet fijn. Het is een last die we moeten dragen; iets waar we last van hebben. Bij “belastingdruk” verdubbelt dat nog eens. Hoe lager, hoe beter, denk je dan al snel. Maar nu komt het gekke: als je de lijstjes naast elkaar legt van de landen met de hoogste belastingdruk en die met de gelukkigste inwoners, dan zijn er veel overeenkomsten. De vijf Scandinavische landen alsmede Duitsland, Oostenrijk en - jawel - Nederland, staan in beide lijstjes in de top-vijftien van de wereld. Burundi, waar bij gebrek aan een functionerende belastingdienst de Tax Liberation Day al in februari valt, heeft de ongelukkigste inwoners. Goede collectieve voorzieningen en een behoorlijk sociaal vangnet blijken een cruciale bijdrage te leveren aan het geluk in een land. Onze premier mag dan vinden dat de overheid geen geluksmachine is, de statistieken laten een ander beeld zien.
Om de belastingen nu om te dopen tot “geluksbijdrage”, dat gaat waarschijnlijk net iets te ver. Misschien moeten we beginnen met van Tax Liberation Day een nationale feestdag te maken. Waarop we vieren wat we allemaal met elkaar tot stand hebben gebracht en waarop we vooruitkijken naar wat we de rest van het jaar lekker voor onszelf gaan verdienen.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
1 note · View note
ronaldmulder · 6 years
Text
Wereldverbeteraars
De laatste paar jaar is er een nieuw soort ondernemer in opkomst: de sociale ondernemer. Dat is, als ik het allemaal goed begrijp, de overtreffende trap van de maatschappelijk verantwoorde ondernemer. De laatstgenoemde wil gewoon winst maken, maar dan op een nette manier. Maar voor de sociale ondernemer is winst maken een noodzakelijk kwaad. Hij moet helaas winst maken om niet failliet te gaan. Zijn eigenlijke missie is de wereld te verbeteren.
Het wekt bij mij altijd wat irritatie op, dat sociaal ondernemen. Niet omdat ik zo’n marktfundamentalist ben als Milton Friedman, de rechtse econoom en Nobelprijswinnaar die vond dat de enige sociale opgave voor een ondernemer is om te proberen zo veel mogelijk winst te maken. Het klopt, in een perfecte economenwereld leidt dat tot de meeste welvaart, maar we leven nu eenmaal niet in een perfecte economenwereld.
Het is ook niet dat ik die sociale ondernemers onsympathiek vind, of naïef. Integendeel. Er valt genoeg te verbeteren in de wereld en dat gebeurt alleen als mensen initiatief nemen. Juist de mensen die vinden dat je toch niets kunt veranderen, dat je hoogstens kunt zorgen dat je het zelf een beetje comfortabel hebt, die vind ik naïef. En eigenlijk ook wel een beetje onsympathiek. Alle vooruitgang begint met iemand die het de moeite waard vindt om de status quo te verbeteren.
En dat is misschien waar mijn irritatie vandaan komt. Als er sociale ondernemers zijn, dan zijn alle andere ondernemers ineens asociale ondernemers. Als er een speciale groep ondernemers is die het eigenlijk niet voor het geld doet, dan doet de rest het blijkbaar wel voor het geld. Mijn ervaring is geheel anders. Mijn ervaring is dat vrijwel elke ondernemer de wereld een klein beetje leuker, blijer, mooier en beter wil maken. Misschien niet de hele wereld, maar in ieder geval een klein stukje van de wereld. Niemand begint een restaurant, een meubelmakerij of een webdesign-bureau om er rijk van te worden, en ook niet om slechtere producten te maken dan er al zijn. Een ondernemer wil iets toevoegen.
Ondernemen is bijna altijd jarenlang heel hard werken om je droom te realiseren. Geld, en dan nog niet eens gegarandeerd-geld, maar misschien-geld, aan het einde van de regenboog, is nooit voldoende motivatie daarvoor.
Degenen die ondernemen zo’n slechte naam bezorgen, dat zijn meestal helemaal geen ondernemers. Dat zijn managers in loondienst, die niet bezig zijn met mooie producten of blije klanten, maar met het “creëren van aandeelhouderswaarde”, en met het regelen van hun eigen “marktconforme beloning”. Managers gaan dagen op de hei zitten om te bedenken wat ook al weer “het waarom” van hun organisatie is. Ondernemers snappen daar weinig van. Als je dat niet weet, waarom zou je dan überhaupt ‘s ochtends je bed uitkomen?
Dus als we de wereld willen verbeteren, dan moeten we niet proberen van ondernemers sociale ondernemers te maken - wat dat ook moge betekenen. We moeten zorgen dat er meer ondernemers komen. En minder managers.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
0 notes
ronaldmulder · 6 years
Text
Lummeltijd
Hard werken is goed, vinden we in Nederland. Ondernemers en artsen scheppen op over het aantal uren dat ze vorige week hebben gewerkt. Als iemand vraagt hoe het met je gaat, kun je het beste “druk, druk, druk” antwoorden. Want wie het niet druk heeft, die is niet belangrijk. Of in ieder geval niet succesvol. Afspraak maken? Over vier weken heb ik wel een gaatje. Want stel je voor dat je zomaar vandaag of morgen ruimte in je agenda had gehad. Dan was er blijkbaar niet veel vraag naar jouw diensten.
Er was een tijd dat dit gedrag in ieder geval nog een economische logica had. In het industriële tijdperk gold: meer input is meer output. We draaiden ploegendiensten, om de dure machines optimaal te benutten. Inklokken en gaan met die banaan. Pauzes waren tot op de minuut in de cao vastgelegd. We werkten uiteraard in de fabriek. Waar anders? Later werden de fabrieken kantoren, maar we bleven naar het werk toe reizen. We moesten nog steeds allemaal tegelijk op dezelfde plek zijn. We deden nog steeds herhalend werk. Meer input is meer output.
Maar inmiddels doen we in grote meerderheid min of meer creatief werk. We staan niet meer aan de lopende band. Als we in loondienst zijn, worden we beoordeeld op onze output, niet op onze input. Als we zzp’er zijn, bepalen we zelf wanneer we werken en wanneer we vrij zijn. Als de zon schijnt gaan we naar het strand, en websites maken kun je ook vanuit Thailand. En dat is goed, want creativiteit laat zich niet dwingen. Creativiteit heeft lummeltijd nodig. Tijd waarin je niet actief aan het nadenken bent, maar waarin je hersenen op de achtergrond, in hun eigen tempo, de puzzelstukjes op hun plaats leggen. De beste ideeën krijg je immers onder de douche, of tijdens een boswandeling.
Ja ja, het zal wel. Maar waarom zit de CoffeeCompany dan door de week vol met van die MacBook-jongens en -meisjes, en in het weekend niet? Waarom worden de ochtend- en avondspits nog steeds drukker? En vooral: waarom vinden we het nog steeds zo belangrijk om het druk te hebben? Onze hoofden leven dan wel in het creatieve tijdperk, maar ik ben bang dat onze gewoontes nog grotendeels in het industriële tijdperk vastzitten. We zouden meer dan ooit baas over onze tijd kunnen zijn, maar we hebben dat nooit geleerd. Onze hele jeugd hebben we geleerd om goede fabrieksarbeiders te worden. Allemaal tegelijk op een vaste tijd op een vaste plek zijn en doen wat de baas zegt. En vooral niet lummelen.
Er zijn inmiddels consultants die je leren lummelen. “Zet eens een paar lummel-uren in je agenda,” zeggen ze dan. Of: “Geef je medewerkers een paar uur per week om aan eigen projecten te werken.” Dat is natuurlijk lummelen op amateurniveau. Lummelen omdat het moet. Voor het echte lummelen heb je geen consultant nodig, en ook geen toestemming. Gewoon doen. Lummeltijd is je eigen tijd, want eigenlijk is alle tijd je eigen tijd.
Dit stuk verscheen eerder in NoordZ, de maandelijkse ondernemersbijlage bij het Dagblad van het Noorden en de Leeuwarder Courant.
2 notes · View notes