Tumgik
thijsdelacourt · 3 years
Text
CO2-credits, achterdeurtjes falend klimaatbeleid
Op mijn twitter-lijn kreeg ik een berichtje van Jan van der Meer, gedeputeerde voor GroenLinks bij de provincie Gelderland. Hij verwees enthousiast naar een martkverkenning om in Gelderland CO2-credits te gaan kopen.
Tumblr media
Eerder werd ik via het Gelders Energieakkoord al benaderd voor dit marktonderzoek, gepresenteerd als een meer fundamenteel onderzoek naar draagvlak en voor- en tegens van CO2-credits in Gelderland. De 'onderzoeker' daarvoor is Teun Biemond, zelf direct betrokken bij de handel in CO2-credits in ESTI, een organisatie die CO2 credits van kleine en middelgrote boeren de markt op wil brengen.
CO2-opslag via natuurinclusieve landbouw
Het is prachtig als in de landbouw eindelijk de slag wordt geslagen om de bodem weer op te bouwen in plaats van af te breken. Het continu scheuren van gras, stevig gebruik van pesticiden, overbemesting en monoculturen zorgen er voor dat de landbouw een stevige bron van CO2 is. Dan hebben we het nog niet over methaan en lachgas, twee sterke broeikasgassen en het hele systeem van vlees- en melkindustrie. Dus mooi, die aandacht voor koolstofkringloop in de landbouw!
Maar die inspanning en haar positief effect wordt meer dan teniet gedaan als de verbetering van de koolstofkringloop wordt vertaald in CO2-credits. Want, hoe verleidelijk die 'credits' ook zijn, ze dragen vooral bij een méér CO2 emissies naar de atmosfeer.
Nationale Koolstofhandel
Door de koolstofopslag in bijvoorbeeld de landbouw te koppelen aan CO2-credits kan een agrarier, als die extra koolstof in bijvoorbeeld het land weet vast te houden, ook extra geld krijgen. Dat is de 'credit' die verhandeld wordt. Degene die de 'credit' koopt kan die koolstofwinst verrekenen met de eigen uitstoot van CO2. Dus, wil je klimaatneutraal worden... dan kan je in principe gewoon CO2-credits elders kopen en is het zo geregeld! Dat kost natuurlijk geld, dat je misschien beter in energiebesparing kan stoppen. Zo'n credit-systeem is ook een beetje een vorm van CO2-beprijzing... je maakt je CO2-emissie wat duurder, waardoor je gestimuleerd wordt maatregelen te nemen. Tegelijk krijgt de agrarier een stimulans... een financiele impuls via die credits om koolstof op te slaan in bijvoorbeeld de graszode. Win-win lijkt dit!
Koolstofschuld
Er zitten wat addertjes onder dit groene gras. Misschien is de grootste wel de koolstofschuld die we hebben opgebouwd. Vele decennia, eigenlijk al meer dan een eeuw, bouwen we een koolstofschuld op in atmosfeer en opgeslagen in de oceanen. Triljarden tonnen CO2 die we in het verleden produceerden moeten weer terug de bodem in. Bijvoorbeeld doordat bomen, gras en andere vegetatie die koolstof opneemt. Die negatieve CO2-emissie, zoals het ook wel eens wordt genoemd, of die 'sink', is niet vrij beschikbaar. Niet inwisselbaar voor een emissie van een broeikasgas. Want doe je dat, dan haal je eigenlijk het fundament weg onder het systeem dat ervoor moet zorgen dat de CO2-concentratie in onze atmosfeer daalt. Immers, bij CO2-credits staat voor elke ton opgeslagen broeikasgas een emissie van eenzelfde hoeveelheid. Keurig gecertificeerd, zo mag je hopen.
Niet 'extra'
Als je die CO2 uitstoot, bijvoorbeeld van de provincie Gelderland, wilt compenseren dan zou je aanpak voor die CO2 opslag wel helemaal nieuw en extra moeten zijn. Zaken die tóch al in de planning staan, of als het ware onvermijdelijk zijn, voegen niets extra's toe. Ze zijn niet additioneel. Als je die activiteiten opvoert voor CO2-compensatie hou je de boel voor de gek. CO2-opslag die onvermijdelijk was ga je nu opvoeren als een legitimatie voor je CO2-emissie! Dat is de omgekeerde wereld! Zo is koolstof in de Gelderse bodem van agrariers van toenemend belang, al was het om de bodem gezonder en weerbaar te maken tegen verdroging. En was al tijden sprake van afspraken rond circulaire en natuurinclusieve landbouw. Zonder die afspraken uit te voeren, denk aan de stikstof-crisis, zou de landbouw vergaand op slot gaan. De CO2-opslag is dus niet 'extra', iets 'nieuws', maar gewoon absolute noodzaak om de landbouw vitaal te houden. Er is dan ook geen enkele rede om het als een 'extra' inspanning te zien dat een 'extra' ton uitstoot per 'credit' rechtvaardigt.
En ook niet echt 'waar'
Niet zo lang geleden verloor SHELL een zaak bij de reclame-codecommissie. Dat ging over een claim op het vlak van klimaatneutraliteit via 'compensatie'. Dergelijke claims zijn al snel misleidend. Zo zijn agrariers al een tijd bezig om 'grasland' en de CO2 opslag in de bodem van dat grasland, aan te merken voor CO2 credits. Dat levert extra geld op. Daartoe is een 'methode voor blijvend grasland' opgesteld. Dat klinkt best mooi... dat 'blijvend grasland'. Maar wat blijkt uit het stuk; blijvend grasland is het grasland dat pas na tien jaar 'gescheurd' wordt. 'Normaal' ploegen (scheuren) boeren het grasland eerder om. Bijvoorbeeld om er mais op te zetten. Tijdens dat 'scheuren' komt veel van de opgeslagen CO2 vrij. Dus 'blijvend' is gedefinieerd als 'tien jaar'! In relatie tot emissies van CO2 natuurlijk een heel korte tijd. Je credit verloopt na tien jaar, maar je boekt 'm nu wel in. Er is sprake van opbouw van extra schulden! De Reclamecode commissie zou met dit verhaal wel weg weten.
Een ander element is dat hier een 'stukje' uit de hele bedrijfsvoering wordt gepakt. Nét dat stukje waar je CO2 in kan op slaan. Maar dat grasland staat natuurlijk meestal in een agrarisch bedrijf dat bijvoorbeeld gericht is op melkproductie. Import van soja, tapioca, gebruik van kunstmest, water en energie en productie van methaan en lachgas, naast die van CO2 hoort daarbij. Maar dát wordt even buiten beschouwing gelaten. Alleen dat éne onderdeel van zogenaamd 'blijvend grasland' wordt geisoleerd en daarvoor worden credits berekend.
Er is nog wel meer, veel meer, over te schrijven. Maar wie deze afslag van CO2 credits op gaat is de weg kwijt. En we hoeven er niet naief over te doen. SHELL zet klimaatcompensatie niet uit liefde op. Het is gewoon een fijne markt waar je goedkoop je klimaatneutrale imago kan kopen. Goed dat de reclamecode commissie hieraan een eind maakte. Een GroenLinkse gedeputeerde in Gelderland die z'n hoop op eenzelfde aanpak lijkt te vestigen is verdwaald. Hopen dat hij snel de weg naar een robuust klimaatbeleid weer terug vindt.
0 notes
thijsdelacourt · 4 years
Text
Circulaire economie en klimaatbeleid in zware tijden: Investeren in weerbaarheid
De Corona-crisis zorgt voor zwaar weer. De benodigde maatregelen duwen onze economie waarschijnlijk in een recessie. Grote delen van de economie vallen stil, overheden tasten zeer diep in hun reserves om de onmiddellijke schade te verzachten, de olieprijs daalt naar een - voor vele landen - ongemakkelijk niveau. De eerste analyses verschijnen over mogelijke korte- en lange-termijn effecten. Veel hangt dan af van de diepte en lengte van de crisis. Maar nu al lijkt een recessie onvermijdelijk. Bestuurders zetten zich schrap en werken aan de eerste schetsen van de maatregelen die – straks – herstel kunnen bevorderen. Ze kijken daarbij voorbij de eerste noodmaatregelen waarbij Rijk en bijvoorbeeld Europese financiële instellingen op dit moment al proberen de acute pijn verzachten. Die maatregelen, zoals enorme financiële injecties, zullen tijdelijk soelaas bieden. Maar na die directe crisis zullen we zien dat de schuldenpositie van vrijwel alle landen ernstig is gestegen, werkeloosheid is toegenomen en de structuur van de wereldhandel ernstig is aangetast. Inflatie en snel stijgende rente liggen op de loer. Schulden moeten afbetaald worden en de Europese bank kan niet door gaan met het bijdrukken van valuta.
In een oververhitte en mondiaal sterk verweven economie wordt aan de noodrem getrokken. Dat kan en zal, ook voor de sterke Nederlandse economie, een grote uitdaging worden. Op deze momenten komen bestuurders met economie in hun portefeuille bij elkaar om de eerste stimuleringspakketten te formuleren. Ze bereiden zich voor op acties in het najaar of de komende winter, als de eerste directe crisis is weggeëbd, de samenleving haar wonden likt en het vertrouwen in de toekomst weer toeneemt. Welke kansen bieden deze stimuleringspakketten? Gaan ze de eerste nood lenigen? Worden het verlengde crisispakketten? Of zullen bestuurders kiezen voor het investeren in weerbaarheid van de samenleving en haar instituties haar burgers en bedrijven? En als ze voor dat laatste kiezen, welke concrete lijnen van beleid kunnen zij dan uitzetten? Welke acties zijn dan logisch en effectief?
Voorspelbare crises
De Corona crisis is een voorspelde gebeurtenis waarop de wereld zich deels had kunnen voorbereiden. Voor de 'zoönose', een virus overgedragen van vleermuis naar civetkat (bushmeat) naar de mens, werd al jaren gewaarschuwd. Met SARS als een nauw verwant signaal. Wetenschappers hebben jaren tevergeefs aan de deur geklopt om preventieve maatregelen af te dwingen. De 'bushmeat-markten‘ van China worden nu massaal gesloten. Maar uiteraard zegt dat niets over een 'zoönose‘ die elders kan muteren tot een nieuwe pandemie. Denk aan de Q-koorts (geiten) of de varkenspest. De mondiale verwevenheid van onze samenleving zorgt voor razendsnel transport. En vanuit het verbreken van die verwevenheid als gevolg van maatregelen breekt ook de economie. Dat zo’n crisis zou kunnen uitbreken was bekend, maar nu pas blijkt hoe ingrijpend de economische en sociale gevolgen zijn.
Een andere voorspelde crisis betreft het klimaat. Weliswaar een geleidelijker crisis, maar ook volmondig aangekondigd door de wetenschap. En met vergelijkbare grootte gevolgen, mogelijk van structureler aard. Een VS overheidsrapport1 gaf aan dat schade kan oplopen tot 10% van het bruto nationaal product. Beelden die in een recenter IPCC rapport worden bevestigd2. Andere, maar vergelijkbare beelden van zeer grootschalige droogte, superstormen, zeespiegelstijging, massale migratie en geweld zijn hiermee verbonden.
De crises verbonden aan een zoönose en aan klimaatverandering zijn beide voorspelde crises waarvoor de wetenschap al jaren aan de deur klopt en waarin de economische structuur haar kwetsbaarheid toont.
Investeren in kwetsbaarheid …
Bij het formuleren van de 'herstelpakketten' zijn reflexen gericht op het versneld terug brengen van de 'oude' werkelijkheid logisch. Dit lijkt op korte termijn de beste 'bewezen' aanpak. Immers, vóór deze crisis ging het uitstekend... dus we proberen zo snel mogelijk weer terug de gaan naar de oude situatie. De neiging kán zijn om dan ook een aantal belemmerende elementen uit de weg te gaan. Even wat minder aandacht voor onze schuldenpositie, wat minder scherp op NOx of fijnstof, nu (zeker met in het verschiet liggende overheidstekorten) weer scherp op prijs concurreren en wat minder focus op circulaire economie, milieukosten-indicatoren of CO2-rendement. We moeten eerst de economie weer 'op gang' brengen. Zodra het weer mogelijk is, pakken we die duurzaamheidsthema’s weer op.
Maar, was het niet juist die aanpak die onze economie en samenleving tegelijk zo sterk en zo kwetsbaar maakte? Negeren we die tweede crisis en zetten we circulaire economie en klimaatbeleid even op de ‘reservebank’ omdat we nu de groeimotor even vol willen laten draaien? Leggen we daarmee niet de basis voor de volgende slag die we onvermijdelijk tegen zullen komen?
… of in weerbaarheid
Het zou gezien de huidige ervaringen logischer zijn als bestuurders leiding geven aan de totstandkoming van actieplannen die de weerbaarheid van de samenleving structureel versterken. De zorg voor welvaart en welzijn vraagt van ons Huis van Thorbecke de verantwoordelijkheid om de samenleving te leiden naar veilige grond. Zoals een beleidsgroep van de Wereldbank in 2014 stelde: 'De impact van rampen is ook afhankelijk van micro-economische weerbaarheid, inkomen en de kracht om schokken in langere tijd op te vangen met bijvoorbeeld spaargelden, leningen en verzekeringen. Ze hangt ook af van de sociale bescherming in een land of regio, of systemen waarin risico’s worden gespreid en gedeeld in de samenleving'3.  
Juist een beleid gericht op brede duurzaamheid, waarin dus circulaire economie4, social return on investment (SROI) en actieve zorg voor een stabiel klimaat uitgangspunt zijn, draagt bij aan die weerbaarheid. In een brede context vormen de 17 duurzame ontwikkelingsdoelen, geformuleerd in the 2030 Agenda for sustainable development van de Verenigde Naties, een afgewogen kader waarbinnen belangrijke aspecten van brede mondiale welvaart en welzijn concreet aan de orde worden gesteld. Een investeringsagenda zal zich juist daarop moeten richten om de volgende crisis af te wenden. Ook op de korte termijn levert dat rendement op, zoals onderzoek dat het IPO samen met Klimaatverbond Nederland uitvoerde, liet zien5. Een voorbeeld, gekoppeld aan een van de belangrijke CO2-bronnen vanuit provinciaal beleid, de aanleg en onderhoud van wegen, illustreert dat helder.
Momenteel wordt in de GWW-sector en utiliteitsbouw vooral aanbesteed op prijs6, zo analyseerde Bouwend Nederland. De markt voelt nauwelijks een prikkel om meer circulair en CO2-neutraal werken uit te voeren. Analyse, met de provincies en uitgevoerd door Tauw en Witteveen+Bos, liet zien dat aanbesteden op waarde waarin CO2-rendement leidt tot een grote fictieve korting de markt scherp kan uitdagen om duurzame concepten te ontwikkelen en te leveren. Daarbij is het van belang dat de overheid, samen met marktpartijen, open inkoopprocessen vorm geeft. In die processen wordt de kennis van de marktpartijen ingezet om tot de scherpste en meest innovatieve ontwerpen te komen. En vervolgens is het, ook voor een duurzaam rendement, van groot belang dat total cost of ownership en daarmee ook de onderhoudscontracten, wordt verbonden met ontwerp, aanbesteding en inkoop. Als die verbinding optimaal wordt gelegd zijn er alleen maar winnaars: marktpartijen worden uitgedaagd op innovatie en krijgen voldoende langjarige bedrijfszekerheid om te investeren in personeel (SROI) en duurzaamheid. Kredieten zijn daardoor makkelijker beschikbaar. Ook voor de overheid levert dit rendement op. De overheid verzekert zich van het meest renderende ontwerp en kan door het combineren van werk en onderhoud kosteneffectief aanbesteden. Immers, de langjarige contracten zijn de markt ook wat waard. De samenleving krijgt een kwalitatief en duurzaam sterk ontwerp. Door de langjarige contractering gebruiken infrabedrijven lage-emissie machines terwijl medewerkers op vaste contracten kunnen rekenen. Een dergelijke aanpak verhoogt de weerbaarheid van de samenleving en haar economie op álle fronten.
Uiteraard zijn er op vele fronten in dit werkgebied vergelijkbare voorbeelden. Denk aan duurzame energie of energiebesparing waarbij investeringen een hoog arbeidsrendement hebben (structurele werkgelegenheid is wezenlijk deel van weerbaarheid) en een structuurversterking van de economie betekenen. Bijvoorbeeld door de lagere marginale kosten in de samenleving die de kwetsbaarheid (zoals schuldenpositie en waarde vastgoed) vermindert. Energieprojecten die bijdragen aan een geldstroom in de regio die collectief wordt ingezet voor bijvoorbeeld een buurthuis of sportclub, versterken eveneens de economische structuur en de (lokale) weerbaarheid. Of investeer in duurzame gebiedsontwikkeling waarbij grondstoffen en energieketens aan elkaar gekoppeld worden om optimaal rendement te ontwikkelen. Ook dit zorgt voor een structurele verlaging van de marginale kosten van bedrijfsleven en andere gebruikers en versterking van het vestigingsklimaat voor hoogwaardig bedrijfsleven (ook maakindustrie).
Daarom deze oproep
Bestuurders van Nederland, inclusief die van decentrale overheden, laat u niet verleiden tot de keuze voor de korte termijn en het schijnbare rendement van klassiek instrumentarium gericht op de oude economie. Help Nederland weerbaar, sterk en toekomstbestendig te maken. Investeer in weerbaarheid, juist nu de actieplannen om een antwoord te bieden aan een recessie in de maak zijn. Maak circulaire economie, klimaatbeleid en duurzame ontwikkeling leidend in de opgave om uit de coronacrisis en daaraan gekoppelde recessie te komen.
1  Fourth national Climate Assessment, Volume II: Impacts, Risks, and Adaptation in the United States, 2017
2  https://www.ipcc.ch/sr15/
3  De impact op welvaart en welzijn van een ramp hangt niet alleen af van de fysieke eigenschappen van de gebeurtenissen of de directe impact in termen van verlies aan levens of goederen. De impact hangt ook af van de mogelijkheden in de economie om met de stress om te gaan, te herstellen en opnieuw op te bouwen. Die eigenschap wordt ook wel de macro-economische weerbaarheid tegen natuurlijke rampen genoemd. Deze weerbaarheid (resilience) kent twee componenten: de directe weerbaarheid, waarbij het gaat om de directe schade te beperkten, en de dynamische weerbaarheid, waarbij het gaat om de kracht te reconstrueren en te herstellen. De impact van rampen is ook afhankelijk van micro-economische weerbaarheid, inkomen en de kracht om schokken in langere tijd op te vangen met bijvoorbeeld spaargelden, leningen en verzekeringen. Ze hangt ook af van de sociale bescherming in een land of regio, of systemen waarin risico’s worden gespreid en gedeeld in de samenleving (naar: Economic Resilience: Definition and Measurement, Stephane Hallegatte The World Bank - Climate Change Group – Office of the Chief Economist, 2014.
4  Definitie circulaire economy: ‘a regenerative system in which resource input and waste, emission, and energy leakage are minimised by slowing, closing, and narrowing material and energy loops. This can be achieved through long-lasting design, maintenance, repair, reuse, remanufacturing, refurbishing, and recycling’ ,Geissdoerfer, M., Savaget, P., Bocken, N., & Hultink, E. (2017). The Circular Economy - A new sustainability paradigm? Journal of Cleaner Production, 143, 757-768)
5  IPO en Klimaatverbond Nederland zijn in 2018/2019 in nauwe samenwerking aan het werk geweest op de thematiek van circulaire economie, klimaatbeleid en interne CO2-beprijzing. Zie ook www.co2-beprijzing.nl
6  https://www.bouwendnederland.nl/actueel/nieuws/6807/duurzaamheid-in-openbare-aanbestedingen-analyse-2018
0 notes
thijsdelacourt · 4 years
Text
De beperkte bijdrage van biomassa aan de energietransitie
Hier in Gelderland woedt een stevige discussie over het verbranden van houtige biomassa. Volgens een blog van gedeputeerde Jan van der Meer kan je daar inderdaad vraagtekens bij zetten. Maar, zo stelt hij, “we moeten oppassen dat we het kind niet met het badwater weggooien. Want er zijn ook toepassingen met biomassa die de verduurzaming van de Nederlandse energievoorziening een stap verder brengen. De biomassacentrale van Veolia op de Kleefse Waard in Arnhem is daar een voorbeeld van”. Nu ben ik het met Jan van der Meer meestal erg eens. Hij is een GroenLinkse gedeputeerde met een ambitieus klimaatbeleid. Toch blijft het knagen, die verbranding van de houtresten van Nederlands bomenbeheer.
Jan van der Meer wijst terecht op de korte CO2 cyclus. Planten bouwen met het beschikbare CO2 uit de atmosfeer hun eigen vezels en als je die verbrandt… dan kan de vrijkomende CO2 gewoon weer opgenomen worden. Zolang je maar niet meer verbrandt dan aan groeit. En aangezien in de Nederlandse bossen de bijgroei substantieel is en het gebruik van houtige biomassa maar een klein deel van die bijgroei omvat, lijkt er dus weinig aan de hand. Netto slaan onze bossen nog steeds CO2 op en we oogsten slechts het ‘afval’ dat vrij komt bij het duurzaam gebruik van die natuur. En mét dat afval vervangen we het gebruik van onder andere aardgas, bijvoorbeeld met de biomassacentrale van Veolia. Omdat aardgas een broeikasgas is dat (voor het ijkjaar 2050) meer dan 86 keer zo sterk is als CO2 en omdat we steeds meer vies (grote verliezen bij winning en transport) Russisch aardgas gaan gebruiken, lijkt de balans snel te vallen richting de regionale houtige biomassa. Daarbij komt nog dat er CO2-afvang in het verschiet is, en dan zijn we helemaal goed bezig. Jan legt het geduldig en degelijk uit.
Het blijf knagen
Waarom blijft het dan toch nog knagen en wil het ongemak niet weg? Nu, vooral omdat het hier om theorie gaat en de praktijk anders is. Het hout (in grove chips) wordt aangeleverd door o.a. Bio Enerco, een bedrijf dat onder andere de biomassa van Staatsbosbeheer vermarkt. Waar komt dat hout vandaan? Het bedrijf doet geloven dat bij de houtoogst van bijvoorbeeld rondhout behoorlijke hoeveelheden afval vrij komt. Een groot deel laten ze in het bos achter. Een klein deel nemen ze mee om als houtchips te verbranden in de biomassacentrale. Uit schrale bossen (op zandbodems) halen ze helemaal geen oogst-afval, want dat zou de balans van voedingsstoffen negatief beïnvloeden (dat top -en takhout, het oogstafval, bevat veel nutriënten). Veel van onze bossen worden duurzaam beheerd (onder FSC keurmerk). De praktijk is echter dat door de restricties weinig afvalhout beschikbaar is. De Nederlandse bossen, zeker in Gelderland, groeien nu eenmaal op arme zandgrond en daar mag je helemaal geen 'afvalhout' uit halen. Het grootste deel van het hout voor de ovens is zogenaamd ‘omvormingshout’. Dat is hout dat vooral vrij komt door kap voor aanleg van wegen, stedenbouw en omvorming van bos naar bijvoorbeeld open heide of duin. Voor die kap hoeft meestal niet gecompenseerd te worden. Er komt voor elke gekapte boom geen nieuwe terug. Überhaupt is het best lastig op voor bomen waar wel een herplantplicht geldt de ruimte te vinden om ze terug te planten. Nederland is klein, grond is duur. Gelukkig neemt de druk voor groei van het oppervlak bos toe… dus misschien komt dit wel een keer goed. Maar nu nog niet. Het ongemak is dus dat de theorie best klopt, maar in werkelijkheid veel (afval)hout in chips wordt omgezet waarvoor helemaal geen bijgroei, dus korte CO2-cyclus mogelijk is. 
En ook bij de verbranding is de werkelijkheid anders. De lage energiedichtheid van hout zorgt voor een in-efficiënte verbranding. De uitstoot van CO2 per energie-eenheid is dus hoog als je hout gebruikt. En als die uitstoot niet wordt geneutraliseerd in de zgn korte CO2-cyclus, dan is je voordeel t.o.v. aardgas snel verdwenen. Het resultaat is dat als gevolg van de biomassacentrale er per eenheid energie gewoon extra CO2 in de atmosfeer komt, mogelijk meer dan het verbranden van aardgas zou veroorzaken.
Bomen en bossen als CO2-opslag
Wat ook ongemakkelijk voelt is dat we op veel manieren een claim leggen op de rol van bomen en bossen. Alsof we ze wel drie keer tegelijk kunnen gebruiken. Ze zijn de stofzuigers van CO2. We hebben in het verleden een enorme CO2-schuld opgebouwd. Als ze hun rol optimaal kunnen vervullen als CO2-stofzuigers zullen de bossen vooral steeds meer CO2 moeten kunnen vasthouden. Zo vervullen ze hun bijdrage aan het (zo mogelijk) verlagen van de CO2-concentratie in de atmosfeer. Veel andere CO2 stofzuigers die we zo kunnen beïnvloeden hebben we niet beschikbaar. Je zou dan zeggen dat we werkelijk alles moeten doen om die CO2 inhoud van bossen, zowel in de bodem als in de bomen, maximaal te krijgen. Je oogst rondhout en daarmee ga je bijvoorbeeld duurzaam bouwen (leg je voor honderden jaren, als je stevige huizen bouwt) het CO2 in de woningen vast. De resten laat je in het bos. Die vergaan heel langzaam, leveren ruimte voor biodiversiteit, leveren voedsel en houden vocht vast. Dat is waar de korte CO2-cyclus eigenlijk voor bedoeld was. Afval van de houtindustrie, zoals zaagsel en restplanken, wordt zoveel mogelijk verwerkt in isolatiemateriaal of andere producten voor permanent gebruik, zodat ook dat als een CO2-opslag gaat functioneren. Op die manier ligt de absolute focus in de bosbouw op duurzaamheid en klimaat.
Diversiteit in het bos
Even belangrijk is misschien dat we voorzichtiger gaan worden met hoogproductieve bossen. Dat is van belang, omdat veel hoogproductieve bossen kwetsbaar zijn voor plagen en klimaatverandering. Ze bestaan uit bijvoorbeeld soorten als douglas, fijnspar of larix. In landen om ons heen, maar nu ook in Nederland, zijn die bossen (vaak monocultuur) ten prooi gevallen aan schorskevers en andere plagen. Dat komt door hun eenzijdige samenstelling. Bij extreme droogte en warmte, als de verdediging tegen plagen vanuit die bomen zwak is, ligt er een ware hoofdmaaltijd klaar voor de kevers die massaal de bomen aantasten. Dat is waarom nu van het ‘nieuwe waldsterben’ in Duitsland wordt gesproken. Daar zoeken ze een antwoord op. Eén antwoord is biodiversiteit en minder focus op de oogst van hout. Dat levert minder geld op, maar is wel het behoud van de bossen. De omvorming van productiebos naar dit biodiverse bos is een enorme klus. Eén heel belangrijk element daarbij is dat er ruim voldoende nutriënten in de bodem moeten zijn voor de regeneratie én dat er een basis voor biodiversiteit moet zijn. Dood hout is daarin cruciaal.
Technische hulpmiddelen
Doordat houtige biomassa nu eenmaal minder energie bevat krijg je relatief hoge vervuiling en hoge CO2 uitstoot per energie-eenheid. Juist voor kleinere biomassacentrales is dat een stevig probleem. Want goede reiniging en CO2 afvang kost bij de kleinere centrales (verhoudingsgewijs) ontzettend veel geld (en energie). En reiniging van vervuilde gassen is ook veel lastiger en duurder in het gebruik. Regelgeving loopt wat dat betreft achter. Een rede om biomassa-centrales heel kritisch te beschouwen. Maar ook om ambities van verbranders van biomassa met argwaan te benaderen. Ze staan onder druk en zullen graag de intentie uitspreken om heel goede reiniging te plaatsen en CO2-afvang te ontwikkelen. Maar die technologie moet nog wel bewezen worden én betaalbaar zijn. CO2-afvang voor een kleine centrale is uiterst kostbaar en kost overigens ook veel energie (waardoor je nóg meer biomassa moet verbranden). Hier is het echt ‘eerst zien en dan geloven’.
Wat kan je dán doen?
Met veel voorstanders van het verbranden van biomassa deel ik de zorg rond ons klimaat. En inderdaad, het verbranden van aardgas is waarschijnlijk nog vele malen vuiler dan verondersteld. Zou je dan niet toch een beetje biomassa moeten laten ‘gaan’, omdat het alternatief ontbreekt? Ik denk van niet. Vooral  omdat die biomassa gewoon extra CO2 de lucht in pompt (dus de klimaatcrisis verergert, daarbij ook de basisfunctie van het bos frustrerend), om stevige investeringen vraagt en dat je veel beter (zoals in onderzoeken voor het Klimaatakkoord ook wordt aangegeven) dán de sprong naar de werkelijk duurzame oplossingen kan wagen. Die zijn nu nog niet financieel concurrerend, hoewel de subsidie op kleinschalige biomassa wordt afgebouwd. Want het is die subsidie die alternatieven voor biomassa danig frustreert. Maar ze zijn er wel en misschien is het veel beter te investeren in die alternatieven dan in de lastige reiniging van vuile rookgassen en dure en energie vretende CO2-afvang. Bijvoorbeeld door met warmtepomptechnologie grootschalig warmte te produceren en daaraan warmteopslag te combineren. De industriële warmtepomp slaat aan bij veel zon of veel wind, de warmte wordt opgeslagen en gebruikt op momenten dat ze nodig is (ook als er geen zon of wind is). Daar moet je niet ‘makkelijk’ over denken, want die technologie is nog echt in ontwikkeling. Maar door actie op dat vlak mogelijk te maken versnel je een belangrijke doorbraaktechnologie en blijf je niet bezig met iets uit het verleden. 
Want dat is toch wel wat blijft hangen: verbranden van biomassa is toch zo'n overblijfsel uit een periode van voor het stenen tijdperk. Het wordt tijd voor iets anders.
0 notes
thijsdelacourt · 4 years
Text
CO2 compensatie, een sprookje?
Er wordt veel geschreven over klimaatcompensatie. Het is het systeem waarmee je via projecten waarmee CO2 wordt vastgelegd (of emissies worden voorkomen) CO2-credits kan kopen. Die verhandelbare emissie-rechten reken je vervolgens aan jezelf toe en daarmee kan je bijvoorbeeld je resterende uitstoot van CO2 afkopen. Je kan jezelf (of je organisatie, bedrijf of activiteit) CO2-neutraal gaan noemen. Een verleidelijk voorstel, zeker omdat veel van die 'credits' goedkoper zijn dan de maatregelen die je zelf moet nemen. En het klinkt ook wel logisch. Tenslotte... met je geld zorg je, op een andere plek weliswaar, dat CO2 uit de atmosfeer wordt gehaald of er niet in komt. En daar gaat het toch om?
Het meest lastige van dit onderwerp is een thema dat 'additionaliteit' wordt genoemd. De maatregel, bijvoorbeeld het planten van bomen, de bouw van een biogascentrale of de aanleg van een windpark, moet wel 'toegevoegde waarde' hebben op het regulier beleid. Anders betaal je natuurlijk gewoon een stukje regulier beleid (dat toch al had moeten gebeuren), waarmee je niet zorgt voor extra CO2 rendement. Dat helpt niks, terwijl je jezelf, je organisatie of bedrijf, dan wel klimaatneutraal noemt. Dus, daarom moet er wel een 'extra' rendement op zitten. Hoe toon je dat nu aan?
Feitelijk is dat nauwelijks te doen. Laten we het dicht bij huis houden. Een ambtenaar van mijn provincie Gelderland vertelde dat ze nadenken over het planten van bomen op braakliggend Gelders grondgebied om daarmee CO2 op te slaan. Die opslag van CO2 wordt als 'extra' gezien en van de uitstoot van de provincie afgetrokken. Daarmee kan de provincie Gelderland versneld aan haar verplichting (bijvoorbeeld 55% CO2 besparing in 2030) voldoen. Dan is het natuurlijk de vraag of dat planten van bomen 'additioneel' is.
Het is het uitzoeken waard. Gelderland heeft regulier een beleid van herplantplicht. Voor elke boom die je kapt zul je een boom moeten aanplanten. Dat geldt lang niet voor alle bomen, maar toch... er is nog een hele lijst van aan te planten bomen. Voordat die 'extra' bomen dus geplant worden en een claim via een CO2-credit gerealiseerd wordt zal eerst die lijst moeten worden afgewerkt. Daarnaast is er een beleid om toch al extra bomen te planten, vanwege biodiversiteit, versterking landschap en houtproductie. Kortom... met die CO2-credits van bomen wordt het in Nederland niks. Bomen planten is gewoon regulier beleid. Daarbij... als je in Gelderland een stuk grond met rust laat, staat er na 20 jaar vanzelf een bosje.
Een ander project proberen dan? Veenweidegebieden onder water zetten, zodat het veen gaat groeien. Veen legt veel CO2 vast, dus dat is best zinvol. Daarbij is het goed voor de biodiversiteit. Nu gebeurt dat in bijvoorbeeld Waterland. Een gebied dat last heeft van bodemdaling, inklinking en afnemende agrarische waarde. Eigenlijk is het economisch nauwelijks meer te doen om daar langjarig reguliere veeteelt (vooral schapen met marginaal rendement) te hebben te houden. Er moet echt iets gebeuren en dan kan het heel zinvol zijn het waterpeil te verhogen en daarmee het veen terug te laten komen. Maar is dat 'additioneel'? Twijfelachtig, want het sluit eerder aan bij een onvermijdelijke ontwikkeling tegen inklinking en bodemdaling en afnemende waarde van de veehouderij. Als die ontwikkeling door gaat verdwijnt het agrarisch land vanzelf onder water. Wat hier 'mooi' is, is dat tijdig wordt ingegrepen en toch nog een zekere samenhang tussen landbouw en natuur wordt gerealiseerd. Ook mooi dat ze het nú doen... en daarmee nu CO2 wordt vastgelegd in het veen. Maar het is eigenlijk al veel te lang uitgesteld en onvermijdelijk ingrijpen. De overheid had dit al lang moeten oppakken. Al decennia wordt gewaarschuwd voor het eindig gebruik van die landbouwgrond. Echt 'additioneel' is het dus niet.
Wat is dán additioneel? Dat is best lastig te benoemen in een tijd dat de overheid nog faalt in haar klimaatbeleid. Als een overheid werkelijk tekort komt, is het dan redelijk om de extra maatregel (boven op het tekortkomend beleid) als 'additioneel' te bestempelen? En daarmee een CO2-credit te financieren waarmee je vervolgens een deel van je eigen emissies van de CO2-boekhouding mag aftrekken?
Dat lijkt me niet. Je voegt waarschijnlijk iets zinvols toe aan een falend overheidsbeleid. Veel beter zou het zijn als dat overheidsbeleid niet zou falen en ook jij en je organisatie of bedrijf gewoon aan de lat blijft staan voor de emissies waar je voor verantwoordelijk bent. Dat je voor je resterende CO2 emissies extra geld opzij legt is dan goed beleid. Daarmee kan je bijdragen aan innovatie bijvoorbeeld, fondsen vormen voor actief beleid. Maar claim er geen CO2-neutraliteit mee. 
2 notes · View notes
thijsdelacourt · 5 years
Text
Impact pelletindustrie in VS, groot of klein?
Sommige deskundigen, zoals biomassa-professor  Martin Junginger, stellen dat het met de impact van houtpellets op bossen wel mee valt. We zien zijn uitspraken resoneren: “In het zuid-oosten van de VS, waar de meeste houtpellets vandaan komen, is een productie van 3 miljoen ton houtpellets slechts 3% van de totale houtoogst (100 miljoen ton / jaar). Gelijk aan 0,1 procent van het totaal van het bestaande bos (22 november 2018 in het NRC)”. Statistiek is geduldig. Voor mensen die de bosregio’s daar niet kennen zijn het lastig te controleren uitspraken. Adam Colette van de milieuorganisatie ‘dogwoodalliance’, afkomstig uit de regio, zette het in perspectief: “Deze verklaring is verkeerd en misleidend omdat het zuid-oosten van de VS een enorm gebied is zoals gedefinieerd door de US Forest Service. Het omvat vele staten zoals Tennessee, Kentucky, Missouri, enz. die geen kapvergunning voor de Europese houtpellet-vraag hebben”. Kortom: je definieert je gebied gewoon heel groot. Terwijl je weet dat het oogsten van houtpellets zeer geconcentreerd langs de kust van het zuiden van de VS in staten als North Carolina en Georgia plaats vindt. Zodat het materiaal eenvoudig kan worden geëxporteerd.
Wanneer je kijkt naar de regionale impact op een toenemende Europese houtpellet-vraag, zijn de percentages veel hoger. In feite is Enviva in North Carolina nu een van de grootste (zo niet de grootste) markt voor zachthout- en hardhoutpulp. Ze zijn een van de grootste houtkap-industrieën in de staat en het is niet alleen een stipje op de radar zoals dit citaat van Junginger je zou doen geloven.
Een groep gerenommeerde wetenschappers schreef de gouverneur van North Carolina in 2017 al een brief: “Van alle bedreigingen van de bossen is de uitbreiding van de hout pellet-industrie een van de meest urgente en belangrijke van uw regio. ‘s Werelds grootste producent van houtpellets, Enviva, is eigenaar van drie houtpelletfabrieken in uw staat. In Virginia staat nóg een fabriek, vlakbij de grens van North Carolina….. Deze vier fabrieken hebben een jaarlijkse capaciteit van ongeveer 1.89 miljoen ton aan houtpellets. Voorzichtig geschat gaat het dan om het kappen van 55 hectare per dag. Recente rapporten, ondersteund met gegevens van de bedrijven zelf, geven aan dat Enviva hele bomen gebruikt uit primaire en oorspronkelijke loofbossen in de midden-Atlantische ecoregio. Het gaat om ecologisch belangrijke en gevoelige ecosystemen”.
Sommige mensen suggereren dat de pellet-industrie gebruik maakt van de afvalstromen van de hout -en houtpulp industrie. De ‘eigen’ rol van die pellets is minimaal. En het afvalproduct zou anders wegrotten in de regio. Het is lastig die uitspraak hard te maken. Dogwoodalliance en haar bosdeskundigen laten goed zien dat in de regio waar de pellet-industrie groot is, het niet gaat om marginale afvalstromen die verwerkt worden. Het gaat grootschalige operaties, 110 voetbalvelden per dag! Het gaat om activiteiten die zich o.a. concentreren in één staat, die niet in de statistiek van een grote regio verborgen dienen te worden. En het gaat om omvorming van natuurlijk bos die als koolstof-opslag haar werk doet voor hoog productieve dennenbossen met een lage koolstof-inhoud. 
zie ook: https://www.dogwoodalliance.org/
youtube
0 notes
thijsdelacourt · 6 years
Text
Wijk en energietransitie, voorwaarden voor het proces
Een visie op de Wijken van de Toekomst
De wijken waarin we wonen, werken, elkaar ontmoeten, spelen, kortom.. leven, zijn continu in verandering. De laatste jaren is de uitdaging vanuit het klimaat- en energievraagstuk stevig op de agenda gezet. Vanwege het klimaatvraagstuk, maar bijvoorbeeld óók omdat we zo snel mogelijk van het aardgas af moeten. Déze generatie wijkbewoners – en zijn we dat niet allemaal? – staan daarvoor aan de lat. Terwijl we daarmee aan de gang gaan geven we een aantal uitgangspunten mee. Niet als dogma’s of toverstokjes, maar als fundament waarop de korte én lange termijn acties van de duurzame wijktransitie gefundeerd kunnen worden. Zonder dat fundament, met een goed idee hoe muren, dak en inrichting eruit gaan zien, is het lastig bouwen. Dit stuk heeft het karakter van een essay. Reacties zijn welkom!
Urgentie
Ons beleid en inspanningen zijn gericht op een CO2 arme economie die voorkomt dat de temperatuur op aarde boven de 2 graden stijgt. We spannen ons in om onder de 1,5 graden te blijven. Dit is het doel dat onze regeringen in Parijs zijn overeengekomen1. Om dat doel te bereiken hebben we een CO2 budget  die de bovengrens van onze emissies bepaalt en daarmee de opdracht zo ver mogelijk onder dat die bovengrens te blijven2.
Onze wijken, met onze woningen, winkels en kantoren,  vormen een omgeving waar de verwarming meestal op of onder de 20 graden Celsius blijft. Het daaraan gekoppelde gasgebruik is verreweg de grootste bron van CO2 in de wijken. Van álle transities (denk aan mobiliteit, industrie, landbouw), is die van woningen, kantoren en winkels technisch gezien misschien wel de meest eenvoudige.  Veranderingen bij de grote industrie, mobiliteit en grondgebruik kennen stevige structurele beperkingen. We hebben een beperkte emissieruimte. Daarom moeten onze wijken vóór 2035 CO2 neutraal zijn3. Dát sluit ook het beste aan bij de afbouw van de afhankelijkheid van Gronings gas, dat in 2030 uitgefaseerd zal moeten worden.
We hebben nóg een urgente opgave in onze wijken. Ze moeten  zo snel mogelijk aangepast worden aan een radicaal veranderend klimaat. Aan hittegolven en stortbuien, met aandacht voor meest kwetsbare groepen. Ook die agenda speelt nú, en alle gemeenten verplichtten zich ook hiervoor plannen te maken4.
Het stellen van normen en controleren van voortgang en kwaliteit is typisch een taak van de overheid, zowel landelijk als lokaal. Het is dan ook aan de overheid om, concreet voor onze wijken, het pad uit te stippelen en vast te houden dat ons brengt naar gezamenlijke uitvoering van maatregelen die ervoor zorgt dat onze bijdrage past bij het doel om temperatuurverhoging onder de 2 graden, liefst onder de 1,5 graden, te houden.
Daarom is het noodzakelijk dat rijk, provincies, waterschappen en gemeenten, onze democratisch gekozen vertegenwoordigers,  invulling geven aan de beloften van het Parijs-akkoord en kaders stellen die daarbij horen. Zodat we versneld investeren in de verduurzaming van onze wijken met als doel om onze wijken vóór 2035 naar CO2 neutraal te brengen.
Het rijk, onze gemeenten, provincies en waterschappen, bedrijfsleven, woningcorporaties, energiecoöperaties en adviseurs zoeken naar de juiste aanpak om die uitdaging op wijkniveau vorm te geven. Hoe kom je tot de juiste plannen? Hoe betrek je bewoners? Welke technische keuzen zijn er eigenlijk en hoe ga je de uitvoering financieren? Hoe zorg je dat er voldoende uitvoeringskracht is en dat kwaliteit gegarandeerd wordt? En hoe zorg je voor voldoende flexibiliteit in de aanpak, zodat innovatie en bijvoorbeeld andere beprijzing ook goed meegenomen wordt en je toekomstgericht kan investeren? Wie beslist eigenlijk? Wie krijgt bezit en beheer over de nieuwe technieken en infrastructuur, als warmtenetten, energieopslag, duurzame energiebronnen? Wat is de rol van de overheid, zoals de gemeenteraad. En hoe besluiten bewoners, huurders, bedrijven over de investeringen die in hun woningen, panden en leefomgeving worden gedaan? Het gaat om enorme investeringen met een grote maatschappelijke impact5. Dan is het van belang aan de voorkant zoveel mogelijk helderheid over uitgangspunten te hebben. Dan hebben we het over ‘samenhang met de belangrijkste andere ontwikkelingen’,  ‘financierbaarheid en werkgelegenheid’ en de ‘degelijke en gedragen processen van besluitvorming’’.
Samenhang en brede duurzaamheid
De investering in het verduurzamen van wijken is een niet te vermijden en grootschalige opgave met stevige financiële en ruimtelijke gevolgen. Iedereen krijgt ermee te maken. Achter élke voordeur en in elke straat zijn maatregelen noodzakelijk. Bij zo’n investering wordt ook naar andere thema’s gekeken. Dat maakt een gecombineerde aanpak aantrekkelijk.  Eenzaamheid, vergrijzing, werkeloosheid, gezondheid, speelruimte, armoede, veiligheid, sociale samenhang, toegankelijkheid, klimaatbestendigheid, onderwijs zijn thema’s die daarbij een rol spelen. De samenhang is belangrijk. Zo zijn eenzaamheid, vergrijzing en toegankelijkheid logisch verbonden met mobiliteit, ruimtelijke inrichting en sociale samenhang. Duurzame energie, energiebesparing en aanpassing aan een veranderend klimaat zijn onderwerpen die in dezelfde periode spelen. Het zijn verschillende kanten van dezelfde munt, met grote impact op woningen én inrichting van straat . Een gecombineerde aanpak, bijvoorbeeld door aanpassing aan het veranderend klimaat te combineren met het verduurzamen van de energievoorziening, is financieel gezien logisch. Dat geldt ook voor andere onderwerpen waarbij investeringen gecombineerd kunnen worden én elkaar versterken. We zien dat ook in de praktijk: elektrische deelauto-projecten die helpen bij het stabiliseren van het elektriciteitsnet én waarmee diensten verleend worden door vrijwilligers in het ouderen-vervoer, als onderdeel van de uitvoering Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Of het combineren van de opgave van levensloopbestendig wonen (voortkomend uit o.a. de vergrijzingsproblematiek in veel wijken) met de opgave van verduurzaming van woningen, zodat de investering in één keer gedaan kan worden.
Natuurlijk, de wijken zullen zelf, in hun gemeente én in hun regio’s, op korte termijn plannen  maken om de energietransitie vorm te geven. Het is een onderwerp van de hoogste urgentie. Door in dat proces de samenhang met overige belangrijke thema’s in de wijk een plek te geven wordt meer kracht ontwikkeld, kunnen meer mensen en partijen worden gemobiliseerd en zijn kosteneffectieve maatregelen makkelijker binnen bereik. Tegelijk krijgen, vanuit het brede spectrum van thema’s, de belangrijkste belangen van bewoners en bedrijfsleven hun plek. Daardoor is de kans op maatschappelijke deelname én acceptatie groot, zeker groter dan wanneer één thema (CO2 neutrale wijk) volstrekt domineert. Die brede deelname en acceptatie zorgt op haar beurt voor samenwerking en kracht, waarmee de planning en uitvoering versnellen kan67.
Daarom vragen wij alle partijen die zich met de energietransitie in de wijk bezig houden, dit in samenhang met de andere prioritaire thema’s van onze wijken en wijkbewoners te doen.
Duurzame wijkeconomie
Financierbaarheid en werkgelegenheid vormen onderwerpen die voor de energietransitie van cruciaal belang zijn. We betalen gezamenlijk een stevige energierekening, elke maand weer. We horen dat de investeringen in het verduurzamen van onze woningen en wijken stevig in de papieren zullen lopen. En we horen dat het bedrijfsleven er – nog – niet klaar voor is. We komen ‘handjes’ én ‘kennis’ tekort.
Ja, dat zijn ook lastige onderwerpen. Tegelijk stellen we vast dat de economie van het energiegebruik maar vreemd is vormgegeven: We verbranden in korte tijd onze fossiele energievoorraden en wentelen daarmee kosten van klimaatverandering af op onze kinderen en kleinkinderen. Collectief betalen de consumenten elk jaar weer een stevige energierekening. Dat geld stroomt a.h.w. de wijken uit, terwijl de fossiele energie de wijken ‘in’ stroomt.  Als we het isoleren van onze woningen over vele jaren kunnen afschrijven en we gaan collectief investeren in schone energietechnologie, dan kunnen we dat grotendeels betalen uit de besparing op diezelfde energierekening die we nu hebben om die instroom van fossiele energie te financieren. Ná die investeringsperiode houden we duurzame huizen met lage energiekosten over8 die meer comfort kennen en hoger in waarde zijn. En we wentelendan géén verborgen kosten (voor de effecten van klimaatverandering) af op onze kinderen en kleinkinderen.
Als we investeringen in de wijken, voor het vernieuwen van het riool, vergroenen van de wijk, levensloopbestendig maken van huizen, realiseren van duurzame mobiliteit en versterken van sociale samenhang, combineren is het rendement in de meeste gevallen positief.  En door dit in samenwerking te doen, met wijken die elkaar hierin weten te vinden, kan het investeringsvolume zó groot worden dat de pensioenfondsen en andere grote beleggers een duurzaam alternatief vinden voor de beleggingen die ze nu in de fossiele energiewinning zitten9.
Tegelijk zien we in veel wijken, zeker voor de lange termijn10, veel groepen die geen of onvoldoende toegang hebben tot de arbeidsmarkt. Door samen met het bedrijfsleven mensen voor deze sector op te leiden en te koppelen aan concrete lokale uitvoering van de wijktransitie zijn, bijvoorbeeld via buurtbedrijven, uitstekende antwoorden te vinden op het ‘tekort aan handjes’.
Daarnaast zien we dat de bouw en verbouw als sector aan vernieuwing toe is. Door gezamenlijk de inefficiënte bouw- en renovatiestromen in het verduurzamen van vastgoed aan te pakken weten we een schaalsprong te  maken.  Die zal kostenverlagend  werken11. De langjarige investeringen, noodzakelijk voor verduurzaming, zorgen voor een stabiel investeringsklimaat in deze branche en versterkt de wijkeconomie en verlaagt daarmee kosten die in andere domeinen (denk aan uitkeringen en veiligheid) bij gemeenten neervallen. Er is daarbij geen conflict tussen een grootschalige aanpak van bedrijven in de verduurzaming én de kleinschalige en arbeidsintensieve aanpak op wijk- en straatniveau. Integendeel, er is een samenhang. Op voorwaarde dat de wijk en haar wijkeconomie12 centraal staat.
Daarom is het van belang bij het verduurzamen van wijken uit te gaan van een gezonde en duurzame wijkeconomie waarin rendementen terug komen in het versterken van wijk en samenleving.
Meedenken en meedoen
Overheden, wijkorganisaties, energiecoöperaties en andere partijen maken plannen voor de energietransitie in de wijken. Daarin proberen ze helder aan te geven wie nu wélke rol heeft. Dat is best lastig. Iedereen is er wel van overtuigd dat de (wijk)bewoner een belangrijke plek in de energietransitie heeft, maar toch… er blijven grote verschillen in aanpak en inzicht. Die verschillen passen goed bij de verschillende treden van de participatieladder13 die de relatie en rol tussen overheid en burger beschrijft. De laagste trede van deze ladder is ‘informeren’, gevolgd door ‘raadplegen’ en door ‘adviseren’. Bij deze onderkant van de ladder blijft de burger weg van besluitvorming. De volgende trede is co-produceren, gevolgd door mede-beslissen en als hoogste trede het ‘zelfbestuur’. Op wélk niveau van de ladder staan we als het om duurzame wijkontwikkeling gaat?
Eén school is de ‘bewoners-als-doelgroep-aanpak’. Die komt vooral naar voren bij energieloketten en publiekscampagnes, bijvoorbeeld gericht op energiebesparing. Het is de taal van marketing die daar domineert, waarbij early adoptors een rol spelen om de grote afwachtende meerderheid te betrekken. Het gaat over het ‘informeren’ van de bevolking en via deze informatie verleiden om tot actie te komen. Vaak wordt de bewoner als individu benadert, soms als collectief om dan een gezamenlijk product (bv collectieve inkoop zonne-panelen, een energieadvies) aan te verkopen. Het is de eerste trede van de participatieladder: De ‘aanbieder’ (overheid) bepaalt de agenda en houdt de bevolking met goede informatie op de hoogte. Veel energieloketten zijn kenmerkend voor deze aanpak.
Een tweede school is de ‘overheid-in-regie-aanpak’. Die is goed terug te vinden in het Klimaat- en Energieakkoord. De gemeenten hebben de regie. Ze maken warmteplannen, identificeren de prioritaire wijken en geven richting/invullling aan de keuzen van de wijken. Uiteraard betrekken ze bewoners… want draagvlak is belangrijk. Raadplegen en adviseren lijkt dan te domineren, waarbij het bestuur de bewoners vraagt om advies. De bewoners kunnen problemen benoemen en oplossingen aandragen. De overheid beslist. We zitten dicht op de derde trap van de ladder, de bewoners in de adviesrol. Soms komen we tot de vierde trap, het co-produceren, waarin bewoners en overheid samen de agenda en uitvoeringsagenda bepalen.
De derde school is de ‘bewoner-in-regie-aanpak’ waarbij georganiseerde bewoners, veelal vanuit een breed wijkproces zélf bepalen langs hoe en wanneer de keuzen voor bepaalde investeringen en technieken worden gemaakt. Waarbij vaak brede duurzaamheid en een sterke koppeling met de toekomstagenda van de wijk het uitgangspunt is.  We zitten op vijfde en zesde trap van de participatieladder: meebeslissen en zelfbestuur. Bij meebeslissen bepalen overheid én bewoners gezamenlijk zowel de uitdaging áls de oplossingen en wordt en gezamenlijk beslist. Bij zelfbestuur werkt de overheid adviserend en ondersteunend… de bewoners beslissen.
Deze drie ‘scholen’ vertonen natuurlijk overlap en gelijktijdigheid . Het is wenselijk dat de overheid vanuit haar rol en visie normen stelt (in 2035 zijn de wijken CO2 neutraal) en via integrale warmteplannen een goede afweging mogelijk maakt over wat in de ene wijk wél en in de andere wijk niet mogelijk is. Tegelijk zijn het de wijkbewoners die de aanpak moet accepteren en deels ook moeten financieren. Achter elke voordeur en in elke straat zijn investeringen nodig en zéker in de particuliere sector is een eigenaar lastig tot een keuze te dwingen. We weten ook genoeg van bewonersprocessen (ook uit de wijkvernieuwing) om te weten dat een zorgvuldig en breed proces op de hoogste treden van de participatieladder veelal een belangrijke voorwaarde is voor acceptatie en uitvoering.
Brede duurzaamheid en versterking van de wijkeconomie zijn benaderingen die ingrijpen op de dagelijkse werkelijkheid van de wijkbewoner. Dan ís het logisch en sterk om óók te kiezen voor de ‘bewoner-in-regie-aanpak’. De kwaliteit van het wijkproces staat voorop.  Al;s het proces vast loopt, bewoners lijken niet geïnteresseerd of uiten wantrouwen, dan is de eerste vraag die naar voren komt of het procesontwerp de goede is geweest. Een goede analyse van de wijk, de thema’s en belangen die daar spelen en zorg voor samenhang en agendering vanuit die thema’s en bewoners(groepen), zodat vrijwel iedereen vanuit een eigen belang en rol betrokken kan raken14 is cruciaal. Wantrouwen naar de overheid is vaak aanwezig, zeker in complexe wijken met veel maatschappelijke uitdagingen (als armoede, werkeloosheid, onveiligheid). Het is eenvoudiger de participatieladder af te dalen dan haar, eenmaal op de ladder staand, te bestijgen. Het startpunt van de hoogste twee treden van deze ladder is daarom de beste garantie voor een versneld en kwalitatief sterk proces dat resultaten oplevert.
Governance is hierbij een specifiek aandachtspunt. Als we kiezen voor duurzame wijkeconomie dan ligt een belangrijk deel van governance én dus besluitvorming ook in de wijk. De gezamenlijke investering versterkt ook werkgelegenheid én de economische basis van de wijk en leidt tot herinvestering in onderwerpen die prioritair zijn. Goede voorbeelden hiervan kunnen maatschappelijke energie diensten bedrijven, coöperatieve energieopwekking of coöperatieve warmtenetten zijn. Veel daarvan moet nog ontwikkeld worden. Ze bestaan in de huidige markteconomie nog maar nauwelijks.
Bewoners willen borging van hún belang in de governance en beheer van middelen en beleid. De juridische inbedding hiervan, veelal in coöperatieve structuren, kent ook stevige principes van governance, waaronder onafhankelijkheid, democratische controle door leden, economische participatie door leden, aandacht voor de gemeenschap, vrijwillig en open lidmaatschap, onderwijs/vorming en informatieverstrekking.
De rol van de overheid is dan ondersteuning, door partijen bij elkaar te brengen, kennis te mobiliseren en kwaliteit te borgen én besluitvorming hoog op de participatieladder te brengen. De raad ziet toe op kwaliteit van het proces.
Daarom is het van belang om, in het proces van de wijktransitie naar een duurzame en toekomstbestendige wijk, de bewoners en hun organisaties in regie te brengen. Zodat ook eigendom, beheer en besluitvorming vanuit wijk- en burgerorganisaties geborgd kunnen worden.
Ik ben ervan overtuigd dat als aan deze vier cruciale voorwaarden wordt voldaan, brede en zich versnellende wijkprocessen mogelijk zijn, krachten worden gebundeld en we in staat zijn om collectief de uitdaging naar 2030/35 op te pakken en vorm te geven.
1)  De 2 graden doelstelling met de ambitie om onder de 1.5 graden te blijven ( Artikel 2 1.(a) van het Parijs Akkoord)  is een zorgvuldig gekozen doel. Zie ook de recente IPCC publicaties. Ze gaat uit van de verwachting dat grote en onomkeerbare effecten van klimaatverandering boven die grenswaarden onvermijdelijk zijn. Bijvoorbeeld het vrijkomen van grote hoeveelheden methaan uit permafrost die zélf daarmee een bron van klimaatverandering worden en als gevolg daarvan een onomkeerbaar effect heeft. Of het verdrogen van grote bosgebieden met massale bosbranden of afname van groei als gevolg waardoor grote hoeveelheden CO2 vrij komen of niet meer worden opgeslagen. Dergelijke veranderingen leiden tot een ‘run-away’ klimaatverandering waarbij de emissies door menselijk handen in het niet gaan vallen. De tijdsdruk én de kwantitatieve bovengrens zijn daarom absoluut dwingend waarbij het goed is te beseffen dat deze bovengrenzen van 1.5 a 2 graden beperkt onderbouwd zijn en voortschrijdend wetenschappelijk inzicht wijst op een grotere kwetsbaarheid van ons klimaatsysteem. Tegelijk is de klimaatwetenschap nog sterk in beweging en zijn voorspellingen complex met een breed scala aan aannamen. Gezien de grote gevolgen, voortschrijdende kennis en inzichten, zijn de beleidskaders helder en het CO2 budget leidend.
2)  Zie ook bv Limiting global temperature change to 1.5 °C: Implications for carbon budgets and negative emissions © PBL Netherlands Environmental Assessment Agency The Hague, 2017 PBL publication number: 2743 Corresponding author [email protected], DE CARBON BUDGET BENADERING – EEN SOLIDE BASIS ONDER HET KLIMAATBELEID? Discussienotitie voor het Springtij Forum 2017 Leo Meyer, ClimateContact-Consultancy Hans Warmenhoven, De Gemeynt 12 september 2017 en RIJK ZONDER CO2: NAAR EEN DUURZAME ENERGIEVOORZIENING IN 2050, Rli - september 2015
3)  In het voorstel voor hoofdlijnen van het Klimaatakkoord (10 juli 2018) staat op pg 30: “Om de klimaatdoelen te halen moeten bijna alle gebouwen in Nederland onderhanden genomen worden. Dat betekent ruwweg 50.000 bestaande woningen per jaar verduurzamen in 2021 en ruim voor 2030 al in een ritme van 200.000 per jaar zitten. In dat geval kunnen we in 2030 gezamenlijk 3,4 Mton minder CO2 uitstoten dan in het referentiescenario. Zo’n verbouwing is een enorme opgave. Maar we hebben tot 2050. Dit kunnen we uitvoeren, mits we het gestructureerd aanpakken en alle randvoorwaarden verbeteren”. De stelling: “we hebben tot 2050” kán niet onderbouwd worden. Integendeel: de eigen PBL onderzoekers geven aan dat het CO2 budget ons dwingt tot een per transitiepad gedifferentieerd CO2 budget en dat deze paden zeer steil zullen zijn, al was het om te voorkomen dat we ons afhankelijk gaan maken van negatieve emissies waarvoor de technische/maatschappelijke basis zeer onzeker is (zie verwijzing voetnoot 1).
4) De Nationale Adaptatie Strategie (NAS) geeft voor de aanpak van gemeenten duidelijke kaders waarbij álle gemeenten een stresstest moeten uitvoeren en adaptatiebeleid moeten vorm geven. Veel van het adaptatiebeleid heeft te maken met ruimtelijke inrichting van wijken, maar ook met klimaatbestendige woningen en de voorbeelden van dwarsverbanden zijn overduidelijk: een goed geïsoleerde woning met warmtepompen is goed in staat om in tijden van hittegolven een koele omgeving te garanderen met lage energetische kosten.
5) Op alle fronten zijn er dan ook genoeg partijen die aangeven dat de transitie van onze wijken naar CO2 neutraal in 2035 absoluut niet haalbaar is. Dat levert ons een interessante én lastige afweging op: de impact van een veranderend klimaat boven de 1,5 graden Celsius is van een zodanig grote schaal dat het alle inspanningen rechtvaardigt om dát te voorkomen. Onze overheid heeft zich ook aan dit doel verbonden. Tegelijk is de complexiteit en de systemische traagheid in onze samenleving zo groot dat, begrijpelijkerwijs, grote groepen twijfelen aan de haalbaarheid van die transitie in het juiste tijdspad. Het is een bijna ethisch/moreel dilemma waarbij, gezien de aard/ernst van klimaatverandering, te verwachten is dat de komende jaren zodanige verschuivingen in kennis, techniek, financiële mogelijkheden en wettelijk instrumentarium komen dat veel belemmeringen worden weggenomen. Immers, het is niet omdat het niet ‘kan’, maar omdat we de institutionele belemmeringen niet overwinnen om de transitie in de gebouwde omgeving te realiseren. CO2 neutrale leefomgeving is geen rocket-science. In dit geval is het, mede gezien de tijd die het proces nodig heeft, zinvol om met volle kracht aan het werk te gaan en te plannen voor wat nódig is en daarbij te anticiperen op structurele veranderingen die noodzakelijk zijn.
6) In reactie op deze brede insteek was een commentaar: “Hoe voorkom je dat door de breedte van de problematiek de bewoner de weg kwijtraakt en dat de klimaatdoelen niet ondergesneeuwd raken onder de problematiek van alle dag en nabij? Door de klimaat agenda nauw te betrekken bij de lopende zaken zoals tweedeling in de maatschappij, veiligheid en zorg bestaat de kans dat het een excuus wordtweinig te doen met de klimaatagenda omdat andere zaken prioriteit krijgen. Iemand uit de installateurspraktijk zei eens: “Maak ‘m breed, dan gebeurt er geen reet.” Hoe banaal ook, er zit een kern van waarheid in. Het is lastig te schaken op verschillende borden tegelijk. De klimaatopgave en het daarbij noodzakelijk verbonden doel de gebouwde omgeving snel van de fossiele brandstoffen af te krijgen kan makkelijk naar achteren geschoven worden door een te brede agenda. Focus helpt, en zeker kun je daarmee partijen die daar op gericht zijn over de brug laten komen om de bewoner op dat deelaspect verder te helpen. Tegelijk zien we in wijken waar complexe problemen spelen, zoals armoede, werkeloosheid en onveiligheid, een zeer beperkt draagvlak voor het lastige thema ‘energietransitie . Ook die wijken zullen voor 2035 ‘om’ moeten naar CO2 neutraal. In veel van die wijken is het dan van cruciaal belang om aan te sluiten bij wat er leeft en de verbinding te leggen met het rendement dat de energietransitie kan bieden. Bijvoorbeeld door collectief eisen te stellen aan de verhuurder als het gaat om verduurzaming, gezamenlijk te investeren voor betaalbaarheid, elektrische mobiliteit toegankelijk voor de lage inkomens, zonnepanelen mét rendement voor de huursector te realiseren, woonlastenproblematiek centraal te zetten.
7)  De brede aanpak is in Gelderland, bij het succesvolle programma Wijk van de Toekomst (zie www.geldersenergieakkoord.nl/themas/wijk-van-de-toekomst), het uitgangspunt. Toch wordt in alle wijkprocessen toegewerkt, in een periode van ongeveer 2 jaar, naar een gedragen energietransitieplan voor de wijk. De opgave is niet vrijblijvend en de samenhang moet ook versterkend werken om die concrete resultaten te bereiken. Anke van Hal, ondersteuner van het Gelderse Wijk van de Toekomstprogramma en professor aan de Nijenrode Universiteit, verwees tijdens een bijeenkomst van Gelderse wijken naar het Canadese SNAP programma. SNAP staat voor Sustainable Neighbourhood Retrofit Action Plan en het succes van dit programma wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de brede aanpak, stevige monitoring en focus op proces en participatie. Ze verwijst ook naar de ‘derde succesfactor’:  “Het project moet betaalbaar zijn en technisch goed voldoen. Maar daarnaast is er nog een heel scala aan factoren met grote invloed op het slagen van duurzaamheidsprojecten. Wij noemen dit “de derde succesfactor”. Dan hebben we het over allerlei gedragswetenschappelijke, zeg maar “zachte” factoren”(AEDES Magazine 4-2017, special over verduurzamen, op weg naar CO2 neutraal in 2050).
8)  Jeremy Rifkin spreekt hierbij over ‘zero marginal cost economy’  in zijn boek “The Zero Marginal Cost Society’: https://www.thezeromarginalcostsociety.com/
9)  Deze visie is één van de fundamenten van het programma ‘Transform’ van de gemeenten Zutphen, Apeldoorn, Zwolle en Deventer, die voorzien dat een vernieuwd exploitatiebudget voor samenhangende transformatie van bestaande wijken tot wezenlijke meerwaarde én rendement kan leiden.
10)  De economie is in Nederland op dit moment zeer sterk, maar elke econoom zal erkennen dat deze situatie tijdelijk is, afhankelijk van de wereldeconomie, haar enorme schuldenlast en de lage rente. De kwetsbaarheid van dát systeem is voor elke econoom en bestuurder helder. Het moment dat die schuldenlast te hoog wordt, de rente stijgt en de economische groei af remt wordt de kwetsbaarheid van dit systeem voor een ieder helder. Het ontwikkelen van een duurzame economie, passend bij de zero marginal cost society, is een belangrijke maatschappelijke opgave. Daarin past een sterke wijkeconomie met belangrijke circulaire kennis, materialen én geldstromen en sterke feedback mechanismen.
11)  Terwijl een versterkte verbinding van ketenpartners (zoals leveranciers van warmtetechnologie, denk daarbij aan warmtepompen, met bouwers, installateurs en eindgebruikers) kan zorgen voor betere kwaliteit, planning en grote besparingen op arbeid. Ook opschaling van modulaire oplossingen gekoppeld aan woningtypologie (Stroomversnelling) kan een bijdrage bieden voor het tekort aan ‘handjes’, omdat de modulaire bouw efficient georganiseerd kan worden.
12)  In het kader van de Wijkeconomie wordt ook gesproken over de ‘all-inclusive-wijken’, een onderwerp waarover door o.a. Platform 31 en de VNG veel werk is verzet en dat bij vele wijkaanpakken een belangrijke rol speelt.
13)  De participatieladder is opgenomen in de Canon van het sociaal werk (www.canonsociaalwerk.eu/) en vindt haar fundament in een artikel van Sherry Arnstein (1969, Arnstein, ladder of participation), een klassieker in het sociaal- en welzijnswerk.
14)  In bijdragen aan dit document werd meerdere keren opgemerkt dat er nu eenmaal wijken zijn waarin de samenhang zodanig beperkt is en collectieve actie zó lastig is dat een meer directieve aanpak vanuit de overheid onvermijdelijk lijkt. Dat kán zo zijn, hoewel dán de vraag is of deze directieve actie ook tot resultaat zal leiden. Mogelijk moet dán de agenda gericht worden op het leggen van een collectief fundament en een goede probleemanalyse. Het is in dit soort gevallen vaak ook goed eerst te vertragen, het fundament van samenwerking en analyse te leggen, en stapsgewijs verder te komen. Door te vertragen, is het later mogelijk te versnellen en het uiteindelijk resultaat zou wel eens veel sterker kunnen zijn dan het nemen van de regie op de lage treden van de participatieladder. Ook op het gebied van bijvoorbeeld windenergie is dit een ervaring uit de praktijk waarbij de processen naar productiecapaciteit/projectontwikkeling voor windenergie bij coöperatieven soms langzamer starten, maar vervolgens kunnen rekenen op brede maatschappelijke steun en vervolgens ook sterk versnellen.
0 notes
thijsdelacourt · 6 years
Text
De groengasdiscussie: verbranden van biomassa zit blijkbaar in onze genen
Het dagblad Trouw kopte onlangs “Advies: zet meer in op groen gas”. Een degelijk advies onder de titel ‘hernieuwbare moleculen naast duurzame elektronen’ , geschreven door de senior adviseurs van de Gemeynt in opdracht van de Nederlandse gaswereld, was de basis van die kop. Duizenden vergisters bij rundveehouders, vergassing van hout en, heel opmerkelijk, enorme hoeveelheden zeewier, moeten zorgen voor duurzame moleculen die we vrijelijk kunnen inzetten voor onze energievoorziening. Dat is nodig, want op een andere manier kunnen we het ‘gat’ tussen ons doel (CO2 neutraal 2050) en onze vraag (energie) niet dichten. Dé vraag is natuurlijk of je in werkelijkheid met die ‘hernieuwbare’ moleculen dat gat wél dicht. De onderzoekers benoemen dit kort, en pleiten ervoor dat de biomassa een zo klein mogelijke ‘footprint’ heeft én zoeken de weg naar de zee… waar schijnbaar miljoenen tonnen zeewier een bijdrage kunnen leveren.
Het is een begrijpelijke poging er ‘toch wat van te maken’, ook al lijkt dit rapport toch vooral op een voortzetting van de onmogelijke zoektocht naar de heilige graal:  het verbranden van koolstof zónder CO2 uitstoot. We willen dat zó graag, dat we ons in vreemde bochten wringen.
Rundveehouderij
Neem nu de rundveehouderij: goed voor 3000 monovergisters in 2050 volgens de onderzoekers. Het is interessant dat de producten (vlees en zuivel) en hun keten hier maar beperkt in zijn meegenomen. Wat de onderzoekers in ieder geval wél zeggen is dat de koe uit de wei moet. Het beeld is dat er gesloten stallen komen die methaan (sterk broeikasgas) afvangen en het systeem ahw op dát moment sluiten. Weidegang is dan afgelopen. Eigenlijk pleiten de onderzoekers voor een gehele renovatie van de rundveehouderij: nieuwe gesloten stallen voorzien van monovergisters. Vreemd is het niet, want hoe ga je anders het sterke broeikasgas methaan uit het systeem halen. Radicaal minder vlees en zuivel, meer gemengde bedrijven en opbouw van het koolstofgehalte van de bodem, aansluitend bij het advies ‘grondgebondenheid’ van onder meer LTO is een geheel ándere route. De achtergrond van de keuze naar grondgebonden veehouderij is dat de agrarische sector om wil naar zelfvoorziening. Dat kán met rendement voor het bedrijf. In dát plan passen die duizenden monovergisters en gesloten stallen niet. Veehouderij is wel wat méér dan een energiebron, en het lijkt of de onderzoekers van de Gemeynt zich hierin verslikken.
Zeewier
Of neem nu die massale vergisting/verbranding van zeewieren. De onderzoekers dromen van grote zeewierenvelden bij de windmolens die vervolgens geoogst worden en daarna verwerkt in enorme vergistingsinstallaties om zo ‘groen gas’ te produceren. We hadden dit wel eerder gehoord, van onze klimaatcommissaris Ruud Koornstra. In de Noordzee groeien natuurlijk nu al algen…vaak eencellige plantjes die als plankton in het water zweven. De onderzoekers denken blijkbaar dat je, bv door te zorgen dat je, met enorme bruinwiervelden op kunstmatige roosters bij de windmolens, die algengroei kan inzetten voor energieproductie. Lijkt logisch, maar het is wel zo goed even kritisch te kijken. Want er groeien dus al algen in de Noordzee. Weliswaar microscopisch klein, maar wel in enorme massa’s. Die stromen met de golfstroom naar de kust van Groenland, om daar de diepte in te verdwijnen. Ze vormen daar, in de koude diepzee, een koolstofopslag (sink). Dat is één van de belangrijke functies van onze zeeën. Als je roosters met zeewier op hangt in het zeewater, dan wordt het onder die roosters donker, waardoor dat plankton niet groeit. Of je nu netto veel méér biomassa uit zo’n systeem krijgt is toch wel de vraag. Maar vooral… die voedselrijke broedkamer voor een CO2 opslag wordt nu verandert in een broedkamer voor groengas productie… dus gaat netto CO2 produceren!
Drammerig
Het is toch wel ellende met die milieumensen die op álle slakken zout leggen. Willen we een keer duurzame energie produceren en zétten we stinkende mest en onverwerkbaar afvalhout of natuurlijk zeewier om in groen gas… en is het wéér niet goed! Ja, dat klopt. Sommige mensen worden hartstikke ongeduldig van dergelijke standpunten, omdat keer op keer de weg van biomassa naar energie wordt afgesloten. Terwijl we toch een degelijk probleem hebben.  Dus, ook al ís het niet optimaal, we hebben misschien gewoon de luxe niet die weg af te sluiten.
De fik erin, een mantra?
Daar lijkt het wel op. Want het CO2 rendement van de gesuggereerde oplossingen is discutabel, op z'n minst.  Monovergisters hebben, op de productie van vlees en zuivel, maar zéér gedeeltelijk impact. De emissies in de hele keten (van voedsel tot bedrijfsvoering) zijn enorm. Daarbij accepteer je daarmee een vorm van geïndustrialiseerde veeteelt. Terwijl de sector, samen met maatschappelijke organisaties en politiek, een andere duurzame route kiest. Namelijk die van gemengde bedrijven en grondgebonden landbouw mét weidegang. Dat zeewier oogsten lijkt wel mooi, maar de oceaan is een opslag van CO2 en je hebt geen enkel beeld of je hier nu netto een rendement uit haalt.
Op één of ander manier zijn we geneigd materialen te verbranden. Ergens in een lang verleden is het verbranden van biomassa ook de bron geweest van het succes van de mensheid. We konden vlees en gewassen daarmee verhitten, zodat we ze konden verteren. We konden ons verwarmen, zodat we onze grenzen gingen verleggen. Het succes van de soort Homo sapiens is eraan verbonden.
Ik wil niet te filosofisch worden, maar toch… steeds weer komen veel van die grote oplossingen neer op het omzetten van biomassa in CO2 en H2O om er warmte uit te produceren. En, nu het systeem aarde zo onder druk staat, zoeken we alle uitwegen om dat duurzaam te noemen. En steeds weer kan je laten zien dat het zo duurzaam niet is, tot grote ergernis van velen die eindelijk een oplossing hoopten te vinden.
Fotosynthese is niet zo efficiënt
We zouden zo graag willen dat fotosynthese de grote motor van onze fysieke energievoorziening wordt. De omzetting van zonne-energie naar vezels is niet zo verschrikkelijk efficiënt. Steeds weer zullen we er achter komen dat het zo niet werkt. Dé belangrijke bijdrage van fotosynthese is dat, geleidelijk, ecologische systemen de CO2 uit de lucht halen en vastleggen, als een sink. Dáár zou de focus op moeten liggen. Fundamenteel moet je dan erkennen dat de rundveehouderij met haar enorme productie van vlees en zuivel, niet duurzaam kán worden. Drastisch verminderen van vlees- en zuivelconsumptie is de meest effectieve maatregel om broeikasgassen te verminderen. En als we algen uit de zee oogsten, dan zou je het koolstof dat daarin vastgelegd is moeten behouden in nieuwe structuren. In nieuwe vormen van materialen bijvoorbeeld. Als we hout produceren, moeten we dat voor eeuwen in woningen vastleggen en afvalhout moeten we zien te verwerken tot nieuwe producten, zodat de koolstof niet vrij komt. In het rapport ‘hernieuwbare moleculen naast duurzame elektronen’ worden daar voorzichtig wat voorzetten toe gegeven. Maar de auteurs konden niet van de mainstream af… en gaan de kostbare koolstofketens uiteindelijk toch verbranden, zo is hun voorstel. Dat is een gemiste kans.
0 notes
thijsdelacourt · 7 years
Text
Tendentieus?
Beste Michiel,
Voordat we elkaar, heen en weer, tendentieus gaan noemen gewoon de feiten. Je stelt: "In de NEV rekenen wij vervolgens netjes de emissies uit volgens die nationale en internationale conventies. Dat rapport is simpelweg niet bedoeld om die conventies ter discussie te stellen, maar om te informeren over de voortgang conform de bestaande afspraken". Dát is precies wat ik aan geef: ik neem aan dat jullie, en dat geef je ook aan, de kennis hebben om die bestaande afspraken te relativeren of in de juiste context te plaatsen. Wij hebben, met het GEA (en dat geef ik ook aan) hetzelfde vraagstuk. We publiceren een monitor, gebruiken de bestaande afspraken, en vervolgens zéggen we heel helder dat op een aantal punten die monitor een vertekend beeld geeft. Ik zou verwachten dat jullie dat ook zouden doen. Als je beelden produceert, dan ben je als wetenschapper wel verplicht aan te geven waar ze 'juist' (conform de wetenschappelijke stand van kennis, zou je beter kunnen zeggen) en waar ze 'afspraken' zijn op basis van een complexe mix van belangen en kennis.
Over die GWP20 zijn we het eens: Je moet de transitiepaden berekenen op die basis én op basis van een GWP100. Dat een gwp 20 niet in beeld is, vind ik verbazingwekkend. Dat heeft óók te maken met run-away klimaatverandering, omdat effecten synergetisch zijn. Inderdaad... in klimaatmodellen worden de specifieke GWP's wél gebruikt. Mij gaat het er om dat in beleidsafwegingen belangrijk zijn. Als je nú LNG als transitiebrandstof stimuleert (hetgeen gebeurt) en je rekent voor zowel de methaanverliezen bij winning en transport áls verbranding de GWP20, dan is de kans dat je enige klimaatwinst hebt wel verdampt.  Die verhouding (met CO2) draait over een groot aantal jaren om, en dat is óók belangrijk. Vandaar dat je LNG niet als transitiebrandstof in relatie tot klimaatverandering moet waarderen maar de transitie dus moet versnellen naar elektrisch en/of waterstof.
0 notes
thijsdelacourt · 7 years
Text
CO2-balans bossen
Dank voor je inzichten, Thijs. Met name dat de mondiale bosvoorraad nog steeds daalt (ik heb het even opgezocht: netto verlies 1,5 miljoen vierkante km tussen 2000 en 2012 volgens Hansen et al in Science), en dat wat mij betreft het sterkste argument is dat direct verbranden van hout uit bossen niet CO2-neutraal is, en dus over het algemeen niet slim is om te doen.
Wel merk ik dat je de redenering die gebruikt werd voor het CO2-neutrale karakter (gepropageerd bij het CML in de tijd dat ik er nog werkte of mee samenwerkte als LCA-expert) omdraait: daar hadden ze het niet over de CO2 die uit het hout komt bij verbranding, maar over de CO2 die hout ingaat als het groeit. Voor dat groeiend hout wordt in het leven van de boom wel degelijk CO2 vastgelegd. Vanuit die redenering komt datzelfde CO2 binnen 100 jaar vrij (=kortcyclisch), wat vanuit atmosferische chemie geredeneerd (weer een andere discipline dan ecologie...) netto geen effect geeft. Maaar, inderdaad, als er netto steeds minder bossen zijn (voorspelling van andere wetenschappers: nog eens verlies van 1,5-3 Mkm2 sinds 2010 tot 2030!), zijn we een voorraad hout met CO2-inhoud sneller aan het opmaken dan dat we het aanplanten. Hoeveel hout er in de economie accumuleert weet ik helaas nog niet....
En is mijn conclusie: alleen hout wat geen andere toepassing heeft zou verbrand moeten worden. Over het achterlaten van dergelijk houterige massa in het bos valt naast de ecologische waarde daarvan ook iets te zeggen in termen van CO2-equivalenten: in een rijke kleigrond zoals in Flevoland heeft het ecosysteem volgens mijn collega-ecoloog mineraal-technisch geen baat bij veel hout daar achterlaten (wel meerwaarde via humusvorming en diversiteit van bodemopbouw, overigens). En het zorgt voor een veel grotere emissie aan broeikasgassen dan het verbranden ervan, via de methaanvorming. Geldt dus wellicht niet op de zandgronden van Lochem en omstreken, maar daar moeten ander ecologen inderdaad maar eens flink aan rekenen...
0 notes
thijsdelacourt · 7 years
Text
RE: Foute cijfers ECN en PBL
Beste Thijs,
Wat een tendentieus stukje! Het is heel goed om deze issues aan te kaarten maar moet dat over de rug van ECN en PBL? Natuurlijk is bekend dat aan het verbruik van biomassa in de regel wel degelijk emissies kleven. Daar rapporteren wij in onderzoeken en publicaties ook wel degelijk over.
Waar jij op wijst (tenminste de 0-emissie van biomassa) zijn conventies die door politici zijn afgesproken in internationaal verband. Een andere belangrijke is dat internationale lucht en scheepvaart wel leidt tot emissies, maar deze niet tot nationale emissie-inventaris worden gerekend. Wij gaan als onderzoeksinstituten niet over die afspraken. Wij hebben daarin hoogstens een informerende of adviserende rol. Daarin kunnen die conventies worden meegenomen, maar in de internationale onderhandelingen spelen zoals je weet in de regel ook nog andere belangen, waardoor een principiele discussie over definities niet altijd prioriteit heeft.
In de NEV rekenen wij vervolgens netjes de emissies uit volgens die nationale en internationale conventies. Dat rapport is simpelweg niet bedoeld om die conventies ter discussie te stellen, maar om te informeren over de voortgang conform de bestaande afspraken. 
Wat overigens niet betekent dat ik het met je oneens ben om die conventies aan de kaak te stellen. Maar wat mij betreft graag op een andere manier dan via de goede naam van mijn collega's.
Vriendelijke groet,
Michiel Hekkenberg,
(Inhoudelijk coordinator nationale energieverkenning)
PS. Wat betreft de gwp discussie denk ik overigens dat je de plank misslaat - al ben ik geen klimaatwetenschapper. Dat methaan op korte termijn een relatief sterker broeikasgas is betekent volgens mij namelijk dat die impact op de lange termijn juist relatief sterker afneemt - gemiddeld over 100 jaar echter inderdaad beduidend meer dan CO2. De doelstelling mbt klimaat gaat er om de opwarming op lange termijn te beheersen. De klimaatmodellen die berekenen welke emissiepaden horen bij well below 2 graden en etecetera houden voor zover ik weet al rekening met de verschillende temporele verlopen van de radiative forcings van verschillende bkgs. Dat wordt vervolgens teruggerekend naar doelen in GWP100yr (weer zo'n internationale conventie). Als je wilt weten hoe het obv GWP20yr  er uit zou zien, moet je m.i. eerst de bijbehorende transtiepaden en doelen ook obv GWP20 herberekenen.
0 notes
thijsdelacourt · 7 years
Text
Foute cijfers klimaatemissies ECN en PBL: Bewust onbekwaam?
De werkelijke uitstoot én impact van broeikasgassen is hoger dan onze planbureau’s doen voorkomen. Zijn onze rekenmeesters voor het Nederlands klimaatbeleid nu bewust onbekwaam, of zitten ze nog in een onbewuste onbekwame fase? In het Nederlandse klimaatdebat gebruiken onze kennisinstellingen als ECN/TNO en het Planbureau voor de Leefomgeving cijfers die aantoonbaar onjuist zijn. Het wordt tijd dat ze ter verantwoording worden geroepen. Want bijvoorbeeld beleidsambtenaren van gemeenten, provincies en rijk, volgen die getallen blindelings. Ook maatschappelijke organisaties en onderzoeks/onderwijs-instellingen reproduceren de beelden. Gelukkig niet allemaal.
Meten en rekenen
Voor klimaatbeleid wil je graag weten wát de concentratie en het effect van broeikasgassen is én hoeveel daarvan, door wie op welk moment, wordt geproduceerd. Je wilt het hele ‘systeem’ transparant in beeld hebben. Wat we wéten is wat de concentratie broeikasgassen in de atmosfeer is. Dat wordt gemeten, in concrete parts per million. Maar we wéten niet concreet hoeveel CO2, methaan en lachgas in de atmosfeer komt. Want we méten die emissies nauwelijks. We berekenen ze. En dat betekent dat we voor alle uitstoot van broeikasgassen keihard proberen de bronnen goed in beeld te brengen en op basis van wetenschappelijk onderzoek daar de juiste theoretische uitstoot bij bepalen. Dat onderzoek is een intensieve klus. Zo stuurde Europa onlangs een satelliet de ruimte die uitstekend de productie van methaan in kaart kan brengen. En dat werd hoog tijd.
Foute sommetjes
Onze klimaatstatistiek is dus heel gevoelig voor de manier waarop we rekenen. En daar hebben partijen als ECN en het Planbureau voor de Leefomgeving last van. Bijvoorbeeld als we de impact van het verbranden van organische materialen berekenen. In een vorige blog wees ik er op: De CO2 die bij de verbranding van bijvoorbeeld hout vrij komt wordt door de rekenmeesters niet meegeteld als bijdrage aan de hoeveelheid broeikasgassen. Maar feitelijk is dat niet waar. Want de meeste van die CO2 moleculen uit afval- en biocentrales worden helemaal niet opgenomen door onze ecosystemen. Bijvoorbeeld omdat het bos-areaal juist krimpt en de bossen die overblijven geen netto-sinks voor CO2 zijn. Zelfs al zouden de bossen, oceanen en graslanden dat wél doen, dan gaat dat in de meeste gevallen zó langzaam dat die opname van kooldioxide nauwelijks effect heeft op het verlagen van concentraties broeikasgassen voor de periode dat we urgent beleid voeren. Het brengt de doelen van het Parijsakkoord niet dichterbij.
Maar bij de uitstoot van methaan is dit zo mogelijk nog ernstiger. Methaan is een sterk broeikasgas. Het molecuul wordt in de atmosfeer langzaam afgebroken. Over honderd jaar heeft de uitstoot van één molecuul methaan de impact van 33 moleculen kooldioxide. Dat wordt het GreenHouse Warming Potential (GWP), voor over 100 jaar genoemd (GWP100). Oudere cijfers, van voor een IPCC rapport van 2013, gebruiken lagere conversies. Van bijvoorbeeld een factor 23 of 18. Nog steeds zien we in recente berekeningen dat die oude cijfers terugkomen. Echter, we maken géén beleid voor over 100 jaar, maar voor het jaar 2050! Dan is het logisch om, bijvoorbeeld, een GreenHouse Warming Potentiaal van twintig jaar aan te houden. Immers… beleid naar uitvoering brengen is traag en onze maatregelen hebben pas de komende tien jaar impact. Het GWP voor over 20 jaar (GWP20) is een factor 86. Een molecuul methaan heeft dus voor die beleidsperiode 86 keer meer impact dan een molecuul CO2.
Bewust onbekwaam?
Beide feiten komen niet terug in de berekeningen van onze planbureau’s en het ECN. In de Nationale Energieverkenningen worden ze volstrekt genegeerd. Dat is toch vreemd, want de wetenschappers van die instituten weten best hoe het zit. Ze zijn bewust onbekwaam in hun berekeningen. Dat gebeurt in onze werkelijkheid wel vaker. De wetenschappers maken hun modellen op basis van een mix van belangen. De overheid heeft, op basis van stevige discussies tussen de rekenaars en belangenorganisaties, besloten deze normen te stellen. Een ondoorzichtige werkelijkheid, die er in resulteert dat we de foute uitgangspunten in de berekeningen geserveerd krijgen.
Dat gebeurt bijvoorbeeld óók in de berekeningen die in het Gelders Energieakkoord (de monitoring) worden gemaakt. Alle verbranding van biomassa wordt als ‘duurzaam’ gepresenteerd, omdat dát de nationale norm is. En als de klimaatvoetafdruk van de Gelderse landbouw wordt berekend, dan is de kans groot dat een Greenhouse Warming Potential van 33, in plaats van de noodzakelijke factor 86, wordt gebruikt.
Het is de logica van modelbouwers die blijven verwijzen naar afspraken en niet naar de werkelijke wetenschappelijke basis. En zo krijgen we een beeld voorgeschoteld dat vervormd is en belangrijke informatie verhult. Als we daar niets mee doen, dan zijn we allemaal bewust onbekwaam.
Ps: Over het Greenhouse Warming Potential van methaan heeft Greenpeace een uitstekende pagina op het internet, met de juiste verwijzingen naar wetenschappelijk onderzoek.
1 note · View note
thijsdelacourt · 7 years
Text
Jeremy Rifkin voorspelt veel werkgelegenheid. De kolenwinning kon maar moeilijk gestopt worden, want dat koste veel banen. De slechte werkomstandigheden tellen minder zwaar! Ook hier is weer veel week een belangrijk argument. Integendeel een gebrek aan voldoende geschoolde mensen vertraagt juist de verandering. 
"duurzame energie, niet betalen voor iets dat je ook gratis kunt krijgen" Heel mooi als het gratis wordt, dan is het beter om nog even te wachten! 
Het blijft boeiend zo'n goeroe, tenminste voor de volgelingen!
0 notes
thijsdelacourt · 7 years
Text
Beste Thijs,
Met veel belangstelling heb ik jouw column over kort-cyclisch CO2 gelezen. In de dagelijkse praktijk vind ik het ook een lastig begrip, vandaar dat ik sinds kort gebruikmaak van het begrippenkader van William McDonough:
fugutive carbon, durable carbon and living carbon zie: https://vimeo.com/203873039
Binnen het initiatief van de Blauwe Maas (verduurzamen van Mainport Rotterdam) koppelen we dit bijv. aan het begrip non-petrol plastic. Met de driedeling ontstaat een stoplicht waarmee we ook in het onderwijs uit de voeten kunnen.
Ik besef terdege dat het verbranden van hout als biomassa lastig blijft; maar de trias energetica leert; eerst beperken gebruik, dan goed gebruik en pas dan goed opwekken. En dan staat hout als biomassa zeker niet positief bovenaan.
Tjebbe Will
0 notes
thijsdelacourt · 7 years
Text
CO2-neutraal lastig begrip in energietransitie
Met de energietransitie streven we een heel concreet doel na: In 2050 is onze Nederlandse samenleving vrijwel CO2-neutraal. We stoten dan nauwelijks meer broeikasgassen uit. Alle inspanningen, in duurzame mobiliteit, verduurzamen woonwijken, de innovatie in de procesindustrie, de samenwerking met ondernemers en bedrijventerreinen zijn daarop gericht. En ja... dat betekent óók werkgelegenheid, buurteconomie, sociale innovatie en lokaal rendement. Maar die broeikasgassen, daar gaat het vooral om. Die focus, op broeikasgassen, levert wel hoofdbrekens op... want een aantal van onze bepleitte initiatieven zijn helemaal niet zónder uitstoot van CO2 ... misschien wel integendeel. Hoe zit dat?
Debat overal
De gemeenteraad van Nijmegen heeft besloten dat de biomassacentrale van ENGIE in Nijmegen niet door mag gaan. De wethouder is op pad gestuurd om duurzame oplossingen te vinden. Provinciale Staten van Gelderland besloten grootschalige verbranding van houtige biomassa aan zeer strenge voorwaarden te binden. Eigenlijk daarmee een halt toeroepend aan plannen om biomassa op stevige schaal als energiebron in te zetten. De warmtenetten van Nederland liggen onder het vergrootglas, want leveren ze wel de CO2 rendementen die zo prominent worden geclaimd?
Verbazing over de claims
Ik sprak gisteren een collega over een warmtenet in het midden van het land. "Die hebben het goed voor elkaar", vertelde hij me na een recent bezoek. "Ze gaan nog stevig uitbreiden". Het warmtenet gebruikt hout, bijgroei, uit de regio. Zelfs de herfstbladeren gaan de oven in. Een paar dagen daarvoor sprak ik een collega over het gebruik van hout in afvalverbrandingsinstallaties. "Dat is afvalhout... het enige wat je kan doen is er energie uit halen. Mooi dat dit kan... want dan hou je nog duurzame warmte over". 
Is dat zo? Hoe worden die claims feitelijk onderbouwd? Wordt het CO2 molecuul die uit de schoorsteen van een afvalverbrander of WKK installatie voor een warmtenet op snoeihout ook weer opgenomen in de natuur? Want dát is waarop de claim van CO2 neutraliteit is gebaseerd. Het gaat, zo zeggen mijn collega's, om CO2 dat niet zo lang geleden door bomen uit de atmosfeer is opgenomen ... en na uitstoot wordt dat molecuul ook weer even zo makkelijk geabsorbeerd. Want die bomen groeien weer. We gebruiken de fotosynthese eigenlijk als onze warmteleverancier!
Bestaat die kortcyclische CO2 wel?
Nou, nee... eigenlijk niet. Misschien theoretisch wel hoor.... maar als je hout verbrandt dan moet de CO2 die vrij komt opgenomen worden door extra aangroei. Maar de bossen van de wereld groeien helemaal niet 'aan'... ze krimpen. De regenwouden, blootgesteld aan grootschalige kap en verdroging, produceren zelfs CO2! Maar ook de Nederlandse bossen, zo blijkt uit inventarisaties, hebben nauwelijks bijgroei of krimpen zelfs. Het beetje bijgroei dat er nog zou zijn is van fundamenteel belang voor het ecosysteem zelf. Wil je dit tij keren... en dat ís natuurlijk mogelijk door bossen massaal aan te planten en goed te beheren, dan ben je decennia bezig voordat die groei substantieel ontstaat. Kortom... de cyclus die geclaimd wordt bestaat niet. Het verbranden van houtige biomassa produceert gewoon CO2tjes die bijdragen aan het broeikaseffect.
Maar zou het wel kunnen?
Die vraag maakt de ecoloog in mij wakker. Fotosynthese was verantwoordelijk voor de opbouw van enorme voorraden opgeslagen CO2 in het carboon, ruim 300 miljoen jaar geleden. Een heel langzaam proces. Fotosynthese is niet zo'n efficiënte motor om energie om te zetten in opgeslagen koolstof. De evolutie draait ook helemaal niet om dat doel. Eigenlijk in tegendeel. Planten proberen zo efficient mogelijk om te gaan met zonlicht. Vastleggen van CO2 in celstructuren kóst energie. Die energie hebben ze nodig voor hun eigen metabolisme. Bv. om water vast te houden, nutriënten om te zetten in celstructuren. Hoe zuiniger ze daarmee om gaan, hoe competitiever ze zijn. Dat zie je bij snelgroeiende gewassen, als bamboe. Prachtige structuren, stevig en flexibel... maar zuinig in gebruik van koolstofverbindingen voor de opbouw. Open structuren die licht en stevig zijn, materiaalarm eigenlijk. Of je ziet het bij langzaam groeiende bomen: langzaam en degelijk bereiken ze grote hoogten en kunnen eeuwen staan. Hun 'doel', als je daarvan mag spreken, is overleven en reproduceren in complexe ecosystemen. Je energiemanagement is daarbij cruciaal.... en dan is het logisch dat fotosynthese, een fantastische omzetting van licht naar het energie- en grondstoffensysteem van planten, zo zuinig is in het vastleggen van CO2 in koolstofketens.
Dus 'nee'... het lijkt vanuit dát ecologisch/biologisch perspectief een volstrekte illusie dat het op enige grote schaal mogelijk is. Zeker niet in het tempo dat gevraagd wordt bij het neutraliseren van de uitstoot van die CO2tjes... het zal erg veel tijd kosten. Onderwijl dragen die CO2tjes van verbranding van biomassa dus gewoon bij aan het broeikasprobleem. 
Waarom dan toch de claim van klimaatneutraal?
Ik verbaas me over de hardnekkigheid van de claims die worden geuit en zelfs deel zijn van nationaal en internationaal beleid. Veel van de biobased plannen gaan uit van het bestaan van deze korte cyclus. Bij de berekening van duurzaamheid van een afvalverbrander wordt het organisch deel als CO2 neutraal gerekend... in de sommetjes die ze daarover maken zéggen de planners dat die CO2tjes niet eens vrij komen. Ze gaan er gewoon van uit dat ze zó snel weer worden opgenomen door de planten dat ze ahw niet meetellen in het broeikasprobleem. Dat is aantoonbaar niet waar. 
Mijn collega's, die deze werkelijkheid maar moeilijk kunnen accepteren, hebben misschien een andere agenda of wens. We wíllen zo verschrikkelijk hard dat we vrij eenvoudig een duurzame energievoorziening kunnen regelen. Misschien dat we daarom de lastige boodschap negeren. Niets menselijks is ons vreemd. Want... een belangrijk deel van onze warmtenetten worden gevoed met afvalwarmte en landelijk hebben we afgesproken dat die afvalwarmte voor meer dan de helft 'duurzaam' is... dus CO2 neutraal. Moeten al die plannen nu in de ijskast? 
Ik weet het niet. Eigenlijk vind ik die vraag niet eens zo relevant. De eerste vraag die we moeten beantwoorden is of het verbranden van organische producten voor klimaatproblematiek 'zin' heeft. Dus CO2-neutraal genoemd mag worden. Nu... ik weet vrijwel zeker dat dit niet het geval is. 
En uit die constatering, mag dan een ieder zijn of haar conclusie trekken. 
0 notes
thijsdelacourt · 7 years
Text
Reken lokaal de échte CO2-prijs, nú!
Thomas Rau, inspirerend architect en visionair, vertelde ons op de jaarconferentie van het Gelders Energieakkoord: “denk niet teveel na, denk vooruit!”. Dat was in maart 2016. Op 10 mei 2017 organiseerden we met bijna 200 Gelderse partners ons tweede jaarcongres. Jeremy Rifkin, visionair en adviseur van vele leiders van deze wereld, komt ons dan inspireren. We kijken vooruit, naar de meest waarschijnlijke veranderingen. Om op basis van die analyse te investeren in een duurzaam energiebeleid. Dat betekent bijvoorbeeld dat we voor alle investeringen de werkelijke CO2 prijs moeten hanteren. De 40 tot 80 Euro per ton CO2 biedt ons een heel ander perspectief op de keuzen die we maken.
Onze investeringsbeslissingen baseren we op kennis uit het verleden. Alsof de weg naar de toekomst rechtdoor gaat en keuzen uit het verleden ons de weg wijzen. We plannen de toekomst via de achteruitkijkspiegel. Een zwaar vertekend beeld. Over tien jaar zitten we opgescheept met oncontroleerbare klimaatverandering. Het poolijs en permafrost smelten, regenwouden verdrogen. Ontwikkelingen die op hun beurt klimaatverandering aanjagen. Massamigratie uit kwetsbare droge gebieden lijkt onvermijdelijk en de fossiele industrie is in crisis. Het politiek én maatschappelijk besef dat we radicaal moeten stoppen met fossiel energiegebruik is dan breed gevestigd. Eén van de maatregelen die onze wereldleiders nemen is het verhogen van de CO2-prijs en het uit de markt halen van CO2-credits, waardoor vervuilende landen en bedrijven ze niet meer goedkoop kunnen kopen. Het zogenaamde waterbedeffect in de emissiehandel is dan verleden tijd.
Beleggers investeren op basis van het risicoprofiel van hun projecten. Ze studeren op de grote economische en maatschappelijke ontwikkelingen en baseren daarop hun besluiten. “Resultaten uit het verleden zijn geen garantie voor de toekomst”, is hun adagium. In de beleggingsprofielen verandert de toekomstverwachting. Ook pensioenfondsen, de Europese investeringsbank en zelfs durfkapitalisten beleggen hun geld waar dat rendement zeker is. En steeds meer wordt duidelijk dat een lage CO2-prijs en een overvloed aan CO2-credits het minst waarschijnlijke perspectief biedt. Dát is waarom honderden beleggers en bedrijven als SHELL en Exxon een schaduwboekhouding bijhouden met de werkelijke CO2-prijs. Daarom hebben drie Brabantse bedrijven, Udea (een groothandel in biologische levensmiddelen, in Veghel), Artex (een stoffenhandel, in Aarle-Rixtel) en Strijbosch (o.a.keukenapparatuur, in Nistelrode), hun CO2-uitstoot laten uitrekenen en op basis daarvan investeringskeuzen in duurzame bedrijfsvoering gedaan.
Overheden doen dit nog nauwelijks. De Franse presidentskandidaat Macron pleitte onlangs voor een CO2-prijs van 100 Euro/ton. Een goed begin. In Gelderland werken we, vanuit het Gelders Energieakkoord, aan concrete programma’s. Verduurzamen van de 800.000 Gelderse woningen, de 25.000 MKB bedrijven, het transport. Stél dat we onze plannen baseren op de CO2-prijs van de toekomst? Een logische keuze. Want álle duurzame plannen zullen over tien jaar in die reële economie tot wasdom moeten komen. En stél dat we de financiering op die basis  gaan realiseren? Dan winnen wind- en zonne-energie, energiebesparing en schone technologie het ruim van de oudbakken fossiele alternatieven. Dan kunnen onze installateurs en bouwers hun bedrijfsvoering aanpassen, de mensen trainen die nodig zijn. Dan weet onze Gelderse samenleving waar ze aan toe is!
Politiek zijn we niet zover. Maar duurzame verandering begint toch niet aan de top? Die start toch aan de basis? Laat de provincie vervolgens de lobby naar ons kabinet en Europese commissie starten. Het grote bedrijfsleven is voor, getuige de brede coalitie die voor een werkelijke CO2-prijs pleit, inclusief VNO-NCW. Wat houdt ons tegen?
0 notes
thijsdelacourt · 7 years
Text
Jaarcongres Gelders Energieakkoord met Rifkin!
Tumblr media
10 mei komt Jeremy Rifkin naar Gelderland. Dat vind ik wel speciaal, want na amper twee jaar werken aan het Gelders Energieakkoord lukt het ons om een stevige happening neer te zetten waar we één van onze visionairs op het toneel krijgen. Kom ook, zou ik zeggen. Geef je op via www.geldersenergieakkoord.nl
Wat is er zo bijzonder aan de komst van Jeremy Rifkin?
Jeremy Rifkin komt speciaal voor Gelderland. Best uniek, want hij wordt echt gezien als een van de grote visionairs van dit moment. Heeft het zelfs over de derde revolutie! Dat is een behoorlijke verschuiving in de economie. En hij voorspelt veel werkgelegenheid: ‘Jobs, jobs, lots of jobs’ is een van zijn quotes. Ik vind dat kloppen, want in enkele doorrekeningen, zeker in het verduurzamen van de bestaande bouw, zit enorm veel werk.
Waarom vindt hij Gelderland interessant?
Omdat hij gelooft in de kracht van economische regio’s. En in de kracht van samenwerking. Hij denkt dat de consument steeds meer producent wordt. Dus dat we zelf meer invloed hebben op ons eigen leven. Hij gelooft dat de economie van de toekomst vooral gevormd wordt door samenwerkingsverbanden. Dus geen verticaal georganiseerde economie, waarbij het besluit van de CEO van een groot internationaal oliebedrijf gevolgen heeft voor de hele bevolking. Maar een horizontaal georganiseerde economie, waarbij je zelf bepaalt hoe je je bedrijf inricht. Of hoe je aan je energie komt. Of hoe je van A naar B komt. Of hoe je een bestelling niet meer uit China laat komen, maar om de hoek laat uitprinten op het tijdstip dat het jou uitkomt.
Rifkin wordt op veel plaatsen in de wereld gevraagd. We zaten bijvoorbeeld om tafel met mensen uit een regio in Noord Frankrijk, in Spanje/Catalonie, de Filipijnen, Engeland maar ook Vlaanderen. Een aantal van die regio’s hebben zijn visie al toegepast in hun economie. En met succes, het levert veel banen op. Maaar……. In al die regio’s is het nog steeds erg ‘top down’ georganiseerd. Een regiobestuur, provincie of regering besloot dat er op deze manier gewerkt ging worden. En zo gebeurde dat.
Nergens is echter nog in de praktijk gebracht dat de visie op een horizontale manier, in samenwerkingsverbanden en met bundeling van krachten van alle partijen wordt uitgevoerd. De ‘collaborative commons’  zijn nog nergens van toepassing. Er is alleen een polderlandje dat dat wel zo doet: Nederland. En waar is het zo groot opgepakt, dat het ook echt impact kan gaan krijgen:  in Gelderland en wel binnen het Gelders Energieakkoord!
Waarom heeft het Gelders Energieakkoord hem eigenlijk  uitgenodigd?
Omdat wij met z’n allen met iets bezig zijn dat heel erg past in zijn visie. Hij zegt dat we binnenkort massaal over gaan naar duurzame energiebronnen. Omdat we niet langer gek zijn om te betalen voor iets dat je ook gratis kunt krijgen. Maar ook omdat we met z’n allen steeds meer beseffen dat we de aarde aan het uitputten zijn en we ons afvragen of onze kleinkinderen nog wel frisse lucht hebben straks. En omdat de generatie millenials ziet dat je veel goedkoper, gemakkelijker én met meer regie over je energiebronnen kunt beschikken. Waardoor je dus onafhankelijker wordt van de Poetins, de Trumps en de oliestaatjes in het Midden Oosten.
Wat ook meespeelt, is dat je als eenvoudige consument of als eenvoudige éénpitter straks over data kunt beschikken, die nu alleen Google nog heeft. Doordat alle apparaten (internet of things) straks van sensoren worden voorzien komen er veel meer gegevens beschikbaar, die belangrijk zijn voor jouw eigen bedrijfsvoering (of jouw eigen energievoorziening). Dat houdt in, dat je veel gerichter, onafhankelijker en zelfstandiger kunt gaan ondernemen en leven.  Dat maakt het mogelijk om dus ook je energie via internet met elkaar te gaan delen. Daar heb je straks geen Alliander, Eneco of gasleverancier meer voor nodig. Dat wissel je via slimme systemen (smart grids) met elkaar uit. Gek? Nee hoor. Dat doen we toch ook met muziek? Vroeger kon je alleen via de platenzaak aan muziek komen. Daarna kon je het ook zelf downloaden. En snel daarna kon je het gewoon ook zelf met elkaar uitwisselen. Nu begrijpen we niet meer waar de platenzaak van leefde vroeger.
En let op de snelheid: dit is dichterbij dan we denken. Als je ingespeeld wilt zijn op de situatie over 10 jaar, moeten we nu al voorbereid zijn. Want hoe lang geleden kwam de smartphone er? Op 9 januari 2007 introduceerde Steve Jobs de eerste smartphone voor de massa. Nog geen 10 jaar geleden dus. In Gelderland willen we nu al toewerken naar dat energiescenario van over 10 jaar.
GEA heeft hem dus uitgenodigd omdat:
We bezig zijn met energietransitie en Rifkin laat zien hoe dat er uit gaat zien. En het is belangrijk dat alle deelnemers aan het GEA dat ook kunnen zien en horen van hemzelf, want het kan hen enorm helpen om de energietransitie te versnellen.
Wij het schoolvoorbeeld zijn in Gelderland van die horizontaal georganiseerde samenleving. We willen graag laten zien dat we daar trots op zijn en we willen graag leren hoe we hier mee verder komen.
We willen voorbereid zijn op het scenario van 2027. Gelderland zit vol early adopters die een schone toekomst met veel werkgelegenheid zien. Gewoon slim dus.
Kom dus ook, 10 mei! 
Thijs de la Court
0 notes
thijsdelacourt · 8 years
Text
Thorium reactor: l’histoire se répète
Met de regelmaat van de klok komen berichten van hoop: een thorium reactor gaat onze elektriciteitsmarkt fundamenteel veranderen! Inherent veilig, betaalbaar, zonder radioactief afval en gevaar voor plutonium productie voor kernwapens. Een pracht uitvinding. L’histoire se répète, het bericht doet me zo denken aan de snelle kweekreactor en fusiereactor. Een nieuwe gadget, of eindelijk de waarheid en een doorbraak?
Voor het antwoord op de kans dat een thorium reactor een oplossing zal bieden verwijs is naar http://www.wisenederland.nl/kernenergie/thorium. Peer de Rijk legt het daar simpel en duidelijk uit. Natuurlijk, WISE is een campagne-organisatie tegen kernenergie. Nu ja, lees en luister naar de argumenten en laat die spreken.
Na dat lezen en luisteren was ik meer geïnteresseerd in het waarom van die zich herhalende geschiedenis. Jaren geleden bezocht ik Christine en Ernst Ulrich von Weizsacker. Om wat bij te tanken op intellectueel vlak. Christine en Ernst Ulrich waren bekend om hun denkkracht. Ernst Ulrich heeft me toen die middag naar zijn kantoor genomen en met veel aandacht een aantal principes van duurzame ontwikkeling doorgenomen. Eén daarvan was (en ís) fehlerfreundlichkeit. “Duurzame ontwikkeling moet foutvriendelijk”, vertelde Ernst Ulrich. Wat betekent dat elke stap die je zet ook fout mag gaan... want er is bij elke stap die je zet een leerproces. En als het niet fout mag gaan... dan is dat proces al snel eindig. “Zodra iemand je met een inherent veilige kerncentrale probeert te verleiden, dan weet je volstrekt zeker dat het fout gaat. Want er bestaat op de wereld niet zo iets als ‘inherent veilig’. Álles is een leerproces”. 
Dat zegt ook wat over schaal en tempo van verandering. Grootschalig, hoog-technologisch, kapitaalintensief en afhankelijk van énkele beslissingen betekent heel vaak dat fouten maken lastig is. Eerder schreef ik over het enorme aantal feedback mechanismen in ons ecologisch systeem, ook in ons lichaam. Oplossingen op het vlak van, bijvoorbeeld, duurzame decentrale energie, zijn zeker niet heilig. Maar ze zijn vele malen foutvriendelijker dan een kerncentrale. En ze bieden, in hun proces van ontwikkeling, veel ruimte voor stapsgewijze verbeteringen zonder dat rampspoed over ons komt.
Het is prettig als de wereld simpel zou zijn en we kunnen kiezen, in grote schetsen en met een stevige dosis optimisme voor eenvoudige en heldere oplossingen. Vroeger was dat gewoon kernenergie. Kon niet fout gaan! En toen het fout ging riepen mensen om fusie-reactoren. En nu die thorium reactor. En élke keer zien we dat het antwoord ons afleidt van werkelijke complexe vraagstukken en systemen. En steeds zijn die antwoorden grootschalige en fout-on-vriendelijke zoektochten naar iets wat niet werkelijk wordt. Of wat je niet werkelijk wilt laten zijn.
Ook nu weer... met dat lonkend perspectief. De historie herhaalt zich.
0 notes