Tumgik
dansiko · 11 months
Text
How to fart in public
Tumblr media
I've farted unnoticed two times while writing this on a public terrace. In my life as an experienced visitor of terraces, I have developed various strategies to fart when I'm in a public space. It's an existential alarm situation I learned to cope with because the bloated feeling brings me in a state of heightened awareness, sharpening all my senses as if it was a flight or fight emergency. Holding a fart is painful in the long term (we are talking after waking up and holding it until after breakfast when I'm with a sleepover date) and it brings me in an altered state of consciousness, having to focus on the physical pressure, the social stigma and the short moments of possibilities of release when the parameters background noise, social proximity, odorous distance and wind velocity intertwine in an ideal scenario when farting would be possible.
As long as these parameters don't match up, conversations or social occasions are heavily under pressure by this awareness, because my full brain capacity is put into work like a multi level radar to constantly scan the environment for potential fart-releasing chances. Before talking about strategies to minimize fart release, it's worth mentioning that farting is a meaningful moment in a relationship, friendship or with family members. The act of releasing a fart unabashed is a milestone and a sensorial sign of vulnerability and trust. Letting others know how you smell, is an act of total trust and authenticity, a primitive social habit like flee picking with monkeys. It can motivate others to do the same and form a strong social bound, or it can make them run away in disgust or disapproval. Context is primordial of course. Being in a tram with strangers is a total different situation than sleeping in a tent on a camping trip, or having a meeting with your colleagues in a small conference room.
As said, this also differs if you're in a friendship or relationship. Farts are commonly more tolerated in an early stage in friendships, whereas in a relationship it's really a milestone when you can be your farty self. A fart in bed will probably be the next level of familiarity, because you share the same confined space and in the worst case, your partner can really feel the vibrations of the fart. It's a multisensorial event, hopefully not a visual one though. This anal pillow talk can be an ice breaker and lovely funny memory in your romantic history, but with the same authentic quality.
So, the practical advice: how to fart in public. When standing in a public place with enough noise around (metro, sidewalk, festival, ...) cross your legs by putting one foot next to the other, on the other side, by taking a small step forward but instead of putting it down in front, cross the other foot. It looks like you're in a a kind of ballet position. By doing this, you are able to control the place of release in a more refined way and it allows you to produce a silent fart. It's all about getting in touch with your body, mindfully observing the upcoming thoughts and letting them go. Let. It. Go.
A second situation is more challenging. You are sitting crossed legged on a chair. Pressure control can be tricky because of the specific position of your body parts. Focusing on your butt and your lower abdomen is a complex task. So, distract your mind by gently leaning your chair backwards, and use one foot to push. This will take the tension off your ass, giving that bubble the space it deserves. Enjoy that feeling of air slowly leaving your ass. Then come back to your senses and original position. You're a different person now, aren't you? It's also essential to distract the audience around you;  make simultaneous movements like stretching your arms, or when standing, focusing on a spot on the floor, as if you saw something exceptional and want to take a closer look.
Besides that, we should also consider verbal farting: letting the mental gas out and showing your deepest unfiltered and uncritical thoughts, not knowing how smelly they will be or will be perceived, but relieving you from a lot of stress. Less smelly, but equally meaningful. Being able to throw out any kind of thought or remark in a social setting, requires a lot of trust, self-confidence, or intoxication. These expulsions are less controllable than physical farts because language and social sitgma are tricky things to get a grasp on. The cognitive muscles needed to control your verbal self are way less developed, unless you are a diplomat or writer. Social occasions are a very fluid context, and verbal farts will be less tolerated and will prove that you are different.
Physical farts on the other hand can be funny and will emphasise our shared carnal and human character, making each other more equal. A fart is a very democratic tool: regardless of social class, gender, political views or income, they unite us in our human nature.
Image by https://www.freepik.com
1 note · View note
dansiko · 1 year
Text
Krabben waar het jeukt
Tumblr media
'If you always do what you've always done, you'll always get what you've always got'
Ik heb mijn vaste terrassen in Brussel waar ik elke dag een koffie drink. Vooraleer ik mijn appartement verlaat neem ik mijn sleutels die vlak naast de deur in een glazen pot liggen, goed zichtbaar en bij de hand. Ik steek ze in mijn linker broekzak, want mijn tabak gaat in de rechter.
Een tweede voorbeeld. Ik val vooral op kerels die jonger zijn dan mij, niet omdat ik jonge lichamen zoveel mooier vind dan oudere, maar wel omdat de zoekende jonge geest mij de illusie geeft dat ik het leven beter ken, dat ik in een gesprek degene ben die van wanten weet en niet in onverwachte situaties zal terechtkomen  met vragen die me uit balans zullen brengen. Het gaat hem dan vooral over de baas zijn van over hoe de dingen lopen, en in functie daarvan de (gespreks)partner kiezen die makkelijker zal volgen. Onzin natuurlijk, ik weet dat, want ik ken jongere mannen die hun zaakjes veel beter op orde hebben dan mij. Maar ook in mijn familie zie ik hetzelfde gebeuren, bazige dominante vrouwen die samen zijn met een inschikkelijke en meer  volgzame man: mijn ouders, zus, nonkels en tantes en als ik het goed herinner ook mijn grootouders. We zijn routinebeesten tegen wil en dank. En die routines bouwen we zelf op, of we worden erin en ermee geboren.
Daarom voel ik me vaak als het onderdeel van een machine, dat deze patronen uitvoert om de Orde der Dingen te bewaren, een mechanisme dat zich stuwt doorheen de tijd, doorheen de ruimte en laten we het ook spiritueel bekijken, dimensies. Ik ben de kleine radar in een geheel van universele patronen die mijn leven doen draaien zonder te knarsen, een vergankelijk tandwiel in een proces waarvan ik onmogelijk de bestaansreden of mijn aandeel in het geheel kan bevatten. Ik draai blijkbaar mee in een geschiedenis van mijn familie. Ik ben een inwisselbaar onderdeel in een strijd tussen orde en chaos, de vleesgeworden strategie van krachten die een oorlog voeren zonder doel of intentie, maar louter naast en tegen elkaar bewegen in een onzichtbare choreografie. De menselijke blik en tijd zijn namelijk te beperkt, zintuigelijk onbekwaam en intellectueel te complex. Het is een dans van radaren die we elk zijn, patronen die elkaar proberen in stand te houden wanneer we elkaar ontmoeten en dan soms klikken met andere  menselijke tandwielen.
Het geheel van gedragspatronen is een wezen dat binnensijpelt in mijn motoriek en mijn hand stuurt als ik naar mijn sleutels grijp, zich nestelt in mijn woorden als ik praat met de buurman en  mijn gedachten stuurt als ik 's avonds bij een wijntje zit te dagdromen op een terras. Dat gewoontebeest zal ook vechten voor de status quo, zowel psychologisch, sociaal, relationeel als materieel. Net zoals bij een innige tango wordt ze tastbaar op het moment dat ik iets nieuws wil proberen, eens een pas naar rechts zet in plaats van naar links en op een teen trap. De nevel van comfort pakt zich dan samen en brult in een koor van hoongeloach en spot.  Het is een epigenetische manifestatie van sociaal, pychologisch en relationeel trauma dat zich van muis tot monster kan onthullen bij de minste bedreiging van de veilige regelmaat.
Maar ze is ook gedoemd tot mislukken want herhaling betekent slijtage. Het begint te jeuken op die plek, als ik te lang hetzelfde doe of denk, en dat wringt. Wie immers blijft krabben waar het jeukt, zal bloeden. Daarom trek ik mijn hand  weg en plaats ik een muggenraam. We gaan voor de structurele oplossing.
Ik kan me ook voorstellen wat er zou gebeuren als ik er ooit in zou slagen te ontsnappen aan dit wezen. Zou de wereld ophouden te bestaan? Zou ik terechtkomen in het ijle niets? Of misschien als kwikzilver door het leven glijden, alles aanrakend maar zich aan niets hechtend, als in een droom? En tegelijk boven alle mechanismes uitreikend op een rots van inzicht en onthechting. Waar zou ik dan zijn? En vooral: zou ik gelukkig zijn of alleen staan op een dansvloer met niemand meer om mee te dansen?
1 note · View note
dansiko · 2 years
Text
Gupta's hel • India
Tumblr media
Het verkeer in New Delhi valt moeilijk te omschrijven, omdat er geen woord is dat evenveel lawaai, stank en stress kan uitdrukken als dat kluwen chaos waar ik nu in verzeild ben geraakt.
Het is dan ook onvermijdelijk dat een vers aangekomen reiziger hulp moet zoeken bij de elementen die deel uitmaken van de chaos. Je zou denken: de politie! Helaas, zij structureren de chaos enigszins, maar ze kennen of controleren ze niet. Om vooruit te geraken in deze kolkende gasuitbrakende brij van motors, karren, bussen, trucks en fietsen moet je deel worden van dat leven. Te voet is een optie, maar zoals in de jungle geldt ook hier het recht van de sterkste: eten of gegeten worden. Wijselijker is het om te parasiteren op een oerwoudbeest en zo een weg te slaan doorheen de gevaren. Mijn oerwoudbeest heet Gupta, een riksja-rijder.
Om en bij de 60 jaar, draagt Gupta een vuile flodderbroek, schamel hemdje en een zwarte wollen muts die meer een punt- dan bivakmuts is. Gupta is een vrolijke kerel: van vertrek tot aankomst siert een brede glimlach zijn uitgemergeld en rimpelig gezicht en drijven zijn ogen glinsterend in zijn kassen. Ik leer Gupta kennen als ik om 21u een taxi nodig heb naar het marginaalste treinstation in Noord-Delhi. Daar vertrek ik met de nachttrein naar Bikaner. Ik moet niet lang nadenken waarom er in de autoriksja zulke stevige palen het dak ondersteunen. Een plotse bocht van 180° bewijst het nut van wat voor 20 minuten mijn houvast wordt, een houvast aan mijn leven. Gupta heeft vrolijk het stuur volle gas omgedraaid en we rijden nu, tegen het verkeer in, naar het station. Ze rijden hier bovendien links, wat het er voor de Europese mens niet overzichtelijker op maakt. Naderende koplampen schieten rakelings langs ons heen en ik waan me in Startrek Enterprise die zich op Warp 2 snelheid een weg baant langs vijandelijke ruimteschepen en sterrenstelsels. Een vlot ontweken heilige koe brengt me terug uit sciencefictionland en na wat professioneel bochtenwerk rijden we weer in dezelfde richting als de rest van ons baanvak. Mijn hart klopt nog.
Indiërs halen het maximum haalbare uit elke situatie, dus waarom zouden ze zich beperken tot twee auto’s op een tweebaansvak? Verloren ruimte! Daarom staan we al een 10 minuten aan te schuiven in een file, vijf rijen dik, van stootkarren, Mercedessen, autoriksja’s en trucks. Maar dat laat Gupta niet aan zijn hart komen. Op het ogenblik dat een naburig voertuig zich verroert, schiet Gupta met een ratelende motor tussen hen in en ontketent een symfonische explosie van getuut en geschetter. Gupta glimlacht. Als het verkeer langzaam op gang komt, trapt hij op de staart van zijn racemachine en slalomt tussen de trucks en bussen door. Ik zie hem kijken naar een plekje aan onze rechterkant en mijn gezond verstand zegt: te weinig plaats en te weinig tijd. Ik zie het lichtschijnsel van de achterliggende auto al groter worden. Wanneer ik onze riksja dan een ruk naar rechts voel maken, verlies ik alle controle, laat mijn levensbeschermende palen los en roep met uitgespreide armen ‘NO GUPTA NOOO!’
Als ik even later mijn hoofd van onder mijn handen haal zie ik Gupta in het spiegeltje zijn hoofd naar rechts draaien, spuwt eens straal rood vocht de straat op en met de blik terug op de weg blijft hij onverstoorbaar verder glimlachen. Gupta is zen. Want Gupta kauwt op drugs. Ik slinger in de riksja van hoek tot hoek en Gupta botst naar links, vliegt naar rechts, wurmt, glijdt, hort, stoot, duwt en draait zich een weg door de stroom. En dan begrijp ik het, dan pas zie ik wat voor een man er aan het stuur zit van dit goddelijk voertuig. Gupta heeft het Verkeersnirwana bereikt: hij schikt zich niet naar de stroom, maar de stroom schikt zich naar Gupta.
Trillend reken ik de 100 roepies af en blijf nog even kijken hoe Gupta zijn plaats afdwingt in de verkeersstroom. Nu weet ik het zeker: Gupta is Boeddha.
0 notes
dansiko · 2 years
Text
Zeeman
Tumblr media
Ik ontmoette Thierry op een maandagmiddag in het wassalon aan de KVS. Een kop kleiner dan mij, sjofele aanblik door zijn uitgetergelde gezicht, crappy leesbril en joggingbroek met opengeritste broekspijpen waaronder hij zonder sokken in sandalen door het wassalon slenterde. Ik zag hem voortdurend op zijn gsm kijken, bellen, berichten typen zonder ooit het hoofd omhoog te heffen om te zien wat er zich verder in het wassalon afspeelde. Terwijl ik mijn was plooide zoals 100 keer ervoor, kwam hij naast mij staan en begon uit te leggen wat de beste manier is om was te plooien en in een zak mee te dragen. Hij was namelijk zeeman, en enkel zeemannen plooiden hun was op de manier waarop hij vervolgens uitlegde: 'Je moet je kleren en lakens plooien totdat ze in een makkelijk klein formaat liggen, en daarna oprollen. Zo bespaar je plaats en krijg je geen kreuken of plooien als je ze dan uitpakt als je ze nodig hebt.' Ik bedankte hem en probeerde meteen zijn techniek uit, onder zijn toeziend oog, terwijl hij wat heen en weer schuifelde op zijn sandalen, een blik wierp op zijn immer trillende gsm, en dan weer aandachtig mijn handelingen bekeek. 'Ik zie dat je rookt' zei hij en wees me op het pakje tabak dat half uit mijn jaszak bengelde. 'Wil je een sigaret?' 'Nee, merci, ik rol alleen'. 'Ja', zei hij, dat deed ik vroeger ook. Ik zag pas bij een tweede ontmoeting met hem twee weken later waarom hij was overgeschakeld op filters. Hij vertelde me dat hij in Brussel is gekluisterd door de pandemie, want hij had een mooi zeilschip 'mijn thuis', zei hij, maar het was hem verboden om uit te varen. Maar ook pas die tweede keer hoorde ik dat dat niet de echte reden was dat hij in Brussel bleef.
Twee weken later, opnieuw op de middag, zag ik hem zitten met zijn lege trekkersrugzak, voorovergebogen over zijn gsm, in sandalen en joggingbroek, zijn gezicht nog meer uitgemergeld en met gehavend kapsel. Hij zag me niet passeren, want ja, de gsm was het centrum van zijn aandacht. 'Die verplichte vakantie doet hem geen goed' dacht ik. Hoewel hij de vorige keer alleraardigst was en zich niet verder moeide met mijn geplooi, hield ik me toch maar bij mijn was en zou pas iets zeggen als we oogcontact maakten. Blijkbaar hadden we dezelfde routine en dagindeling, want toen ik mijn was uit de droogkast haalde stond hij aan de andere kant van de dubbele tafel, gsm in de aanslag, zijn wasgoed te plooien. 'Het werkt goed eh?' zei hij terwijl hij in een draaiend gebaar met zijn handen het rollen demonstreerde. 'Jazeker' zei ik achter mijn mondmasker, 'ik doe het nu altijd zo, bedankt!'. 'Alleen zeemannen plooien hun was zo', herhaalde hij nog eens. Aan de rechterkant van zijn broek hing een goudkleurige musketon die regelmatig tegen de tafel kletste en telkens een metalige tik gaf met elk stuk wasgoed dat hij uit de wasmand-op-wieltjes nam. 'Nog niet opnieuw op zee?' vroeg ik hem om het begonnen koetjes en kalfjes gesprek wat leven in te blazen. 'Nee', zei hij, 'het assisenproces loopt nog 2 maanden. Ik heb mijn vrouw en kinderen al 4 maanden niet gezien'. Oh, dat was nieuw. Een zeeman in een assisenproces, dat is een heel andere context opeens. Hij liet me een foto zien van zijn huis in Noorwegen: een luchtfoto van een klein eiland omringd met rotsen, wat schaarse bebossing, en aan het uiteinde een pittoresk wit huisje met helrood dak. 'Er zijn geen wegen naartoe' lachte hij. 'Niemand gelooft me als ik dat vertel, maar er zijn geen wegen'. 'Dus enkel per boot?' , vroeg ik. 'Ja, enkel per boot'. Een telefoongesprek onderbrak ons, en ik plooide en rolde zeemansgewijs verder aan mijn hemden, beddenlakens en de enige twee broeken die mij na de coronakilo's nog pasten. Ik duwde alles met een stevige duw naar beneden, keek in mijn ooghoeken naar die gestrande zeeman tegenover mij, en murwde als laatste nog mijn wasmiddel en wasverzachter in de te kleine IKEA waszak die ik had gekocht sinds mijn laatste verhuis.
Net op het moment dat ik goeiendag en tot ziens wilde knikken, zei hij: 'neem beter een rugzak, dat is makkelijker om te dragen en verdeelt het gewicht beter'. 'Ah, goede tip, dat doe ik de volgende keer zeker' zei ik. Ondertussen stond hij ook klaar om te vertrekken, en we slenterden samen naar de deur. 'Sigaret?' vroeg hij, terwijl ik in zijn verweerde hand twee sigaretten zag steken. 'Ja, merci' zei ik meteen, me wat schuldig voelend dat ik die de vorige keer had geweigerd. We wandelden naar buiten en installeerden ons naast de deur. Ik grabbelde mijn aansteker uit mijn jaszak die gebruiksklaar in de aanslag lag. 'Hoe heb je dat huis gevonden?' vroeg ik. 'Dat is van mijn grootouders geweest, ik ben oorspronkelijk van Noorwegen. Het is midden in de fjorden gelegen, voor de beschutting tegen de arctische koude. Het water gaat er zo snel, wacht, stel je voor, je hebt een stuk materiaal van vijf kilo dat in het water ligt, dat gaat zo snel in de stroming' en met een snelle zwaai stuwde hij het denkbeeldig materiaal tussen zijn handen van links naar rechts. 'Dat is heel snel' antwoordde ik. 'Ja', zei hij, 'het is veilig omdat door de snelle stroming het ijs niet kan vormen, zodat de beren het eiland niet kunnen bereiken. Die zijn op zoek naar voedsel en eten tijdens de winter gemakkelijk een mens op. 'Amai', zei ik, 'dat is een andere wereld'. 'Maar ook handig', ging hij verder. 'Als je wil vissen moet je enkel een net in het water hangen: de vissen kunnen niet ontkomen en in een mum van tijd heb je een grote vangst'.
'Die assisenzaak sleept serieus aan' zei hij terwijl hij zijn eerste trek uitblies. Ik volgde de hand met de sigaret, en zag hoe die trillend van zijn mond naar heuphoogte zakte. Nog steeds trillend. 'Ah', dacht ik, 'vandaar dat hij niet meer rolt'. 'Het is niet makkelijk,' ging hij voort.
'Het is niet makkelijk' herhaalde hij. Ik inhaleerde en trok mijn wenkbrauwen omhoog. 'Ik ben eigenlijk patholoog van beroep, voordat ik op zee ging, maar ben ermee gestopt.' Ah ok, bijzonder, dacht ik. ' Een paar jaar geleden heb ik mijn twee 3-jarige dochters verloren. Ze hebben ze gevonden, aan stukken gesneden in een vuilniszak in een villa in St-Pieters-Woluwe. Ik moest naar het bureau komen om mijn dochters te identificeren. 'Laat zijn, Thierry', zeiden ze, 'het is te zwaar', maar ik ben getraind in dode lichamen zien. Het was verschrikkelijk. Ze hadden de wangen opengesneden, de ogen ingedrukt, onthoofd. Ik ben gaan kijken, misschien tegen beter weten in. De smeerlappen hadden er plezier aan beleefd, want er was sperma teruggevonden'. 'Oh, dat is heftig' mompelde ik, volledig aangeslagen door deze wending in zijn verhaal. 'Ik heb heel erge dingen gezien, omdat ik als patholoog op het veld werkte. Niet in het ziekenhuis, waar alles redelijk proper is als het aankomt, maar als eerste, op de plaats zelf. Wat mensen elkaar aandoen... Mijn vrouw kan al 8 jaar niet slapen, ze wordt trillend wakker en gaat trillend slapen.' 'Dat geloof ik', zei ik en zocht ondertussen naar woorden die in zo een gesprek gepast waren. Ik vond ze niet. 'Maar ik blijf hier', ging hij verder, 'ook al bedreigen ze me op straat om ermee op te houden. Zie je die musketon?' Ik knikte. 'Ze laten me met rust als ze dit aan mijn broek zien hangen.' Hij draaide de beveiliging los en schoof zijn vingers door de musketon zodat de lange zijde over al de vingers van zijn gebalde vuist liep. 'Dit is een legering van titanium en aluminium. Als je hiermee iemand in zijn gezicht slaat, zijn arm, zijn been, dat is gegarandeerd gebroken. En het is legaal.' Zijn hand trilde niet meer als hij mij de witgespannen vuist liet zien. Politie en dieven houden afstand als ze dit zien'. Ik keek afwisselend naar zijn ogen en naar de vuist, tot hij opnieuw het ding aan zijn broekgesp vastmaakte. 'Het is dus ook nog eens gevaarlijk om hier in Brussel vast te zitten' stamelde ik. 'Ja', zei hij. Ik mag ook geen levende mensen behandelen. Ik ben dokter, maar alleen voor dode personen. Ah, Mijn vrouw belt me , tot de volgende keer'. Hij gooide de peuk in de goot, nam snel zijn gsm uit zijn broekzak en wandelde weg. 
1 note · View note
dansiko · 2 years
Text
Opgaan in sanseveria's
Tumblr media
Vier jaar geleden verhuisde ik van de provincie naar de grootstad met als kostbaarste bezit, wat mijn tante 'uw uitzet' zou noemen. Mijn hele hebben en houden paste binnen vier Toyota Yaris ritjes heen en weer, en daar was de kous mee af. Wat ik niet meenam waren mijn voormalig lief, mijn huis natuurlijk en mijn job. Nieuwe stad, nieuwe single, nieuw huis. Opnieuw opnieuw opnieuw. Ondertussen weet ik dat wat ik een thuis zou noemen niet bestaat. Ik vertoef in een permanente staat van tijdelijkheid. 'Net zoals kwik, zich aan niets hechtend, maar alles aanrakend'. Ik las dat ooit als tiener in een boeddhistisch boekje, en het resoneerde toen al met mijn idee over vriendschap en familie. Dat neemt niet weg dat ik met opflakkeringen in die tijdelijkheid thuis wil zijn, zonder nadenken wil weten dat ik op die plek, op eender moment, me op mijn gemak zal voelen. Niet hoeven uitvissen hoe ik reageer op ne mens -attent zijn heet dat, denk ik- of zoals mijn tante zou zeggen: 'u gedragen'. Gewoon deel zijn mijn buurt. Opgaan in de sanseveria's. Die vertrouwdheid.
Ik zou graag het gevoel van thuis zijn in de rekken zien staan van de Delhaize. Dat flikkerde ik dan samen met het blikje gemoedsrust en potje inspiratie in mijn winkelmandje, naast de bananen en smeerpaté. Maar alle gevoel heeft een beperkte houdbaarheid, en een pakje thuiselijkheid vervalt blijkbaar na drie jaar. En dat geldt ook voor een lief, een job, een stad.
Voor wie zich ergens thuisvoelt moet de ervaring van een brood gaan kopen drastisch verschillend zijn. De ogen van zo'n chiller-wandelaar weten welke waterval van beelden ze kunnen verwachten, op een zapige zondag, op weg naar de bakker. De plensbui van kleur, geur en dorpschoreografie blijft onopgemerkt, en is voor het relaxte brein eerder een warm bad van vertrouwdheid, een goeiendag van oude buren. De achteloze broodheld moet geen voetpaden van ver en dichtbij inspecteren, of die dubieuze stoeptegel, waarop hij in een fractieseconde zijn voet zet, geen belofte is van een verzwikking met 2 jaar zeurende kniepijn bij mist en nachtvorst. De kleuren van de winkelstraat zijn hem bekend als het groen-oranje-rood van het verkeerslicht verderop. Het ritme van de huizenrij is kinderwijsjes voorspelbaar: breed hoog smal hoog, tuintje tuintje put. Hij kent de geluiden om de hoek, na drie passen links blaft de oude tekkel van achter het vuilig gordijntje net zolang tot de hij de sleutelmaker is gepasseerd.
Er is een atlas van huiselijkheid in ons lijf getatoeëerd, met inbegrip van elke scheve tegel in het overwoekerd trottoir, het houten kraken van het poortje naar de tuin die in de zomer, na een regenbui, rond 20u30, naar die vakantiekus in Cyprus ruikt. De verwachting dat de straat naar links draait en dat nooit naar rechts zal doen. Weten dat de slagerssnor altijd zal krullen als zijn chipolatas rechtsonder in de toog, de scheetgeur zekerheid in de lift. Hij vertrouwt met onvoorwaardelijke zekerheid dat alles zal zijn zoals het er altijd al bijlag, met een détour hier en daar, maar au fond komt alles goed. De geruststelling van een buitenwereld die je toewuift, zwaaiende ouders in een foto, glimlachend in de deuropening.
Ik ken de kadans van de kinderkopjes in het steegje verderop. Ik weet waar het onkruid ieder jaar tevoorschijn spruit en waar de druppels van de telefoonkabels zullen vallen in mijn nek, de hoek van het hotel van waarachter passanten met volle gezicht tegen je aan zullen lopen als je niet langzaam zou vertragen en behoedzaam afstand nam van de hoekgevel. En toch...
Ik heb geen huiselijk gevoel in de wereld. Alles flitst voorbij, schiet langs mijn oren en morrelt onder mijn voeten, ook al neem ik deze route elke dag opnieuw. Ik ben verloren in een wereld die constant klopt, draait en trilt, en die met dezelfde intensiteit mijn leven binnenknalt als stapte ik elke ochtend uit bed, recht in een Arabische souk. Mensen blijven onvoorspelbaar, onhuiselijk en onvertrouwd. Als de stad, die ik ken, TL-buisgewijs blijft flikkeren, als ik in gesprekken een paling met woorden wil vangen, als het gebabbel wappert in winden uit zes richtingen.
Daarom knabbel ik mijn onzekerheid weg met hapjes op feestjes en steek ik al mijn handen uit evenveel mouwen om zinnig bezig te zijn met gesprekken te vermijden. Daarom schrijf ik op treinen. Want de geborgenheid van een afgemeten ruimte verleidt me, de voorspelbaarheid van uniforme zetelrijen windt me om haar vingers. Ik krijg slappe benen van een duidelijk traject binnen een vooropgestelde tijd, laat me gewillig masseren door de kadans van parallelle sporen, en het hese zoemen van een airco streelt mijn brein tot rust, geeft zich over, op zijn rug, armen en benen wijd. Heil aan deze cocon die de kans op plotseling tot nul herleidt. En heil aan de constante flux van landschap, een chaos die voorspelbaar is, en vooral: één waarvan ik ben gescheiden door een treinraam.
Mijn tante zou zeggen: 'ge zijt een speciale'. Dat is waar, tante, ik ben een pateeke. Want hoe meer we onszelf dubbel- en weer openvouwen, hoe duidelijker het wordt dat de origami die we zijn bijzonder is geplooid. En net dat plooien is mijn thuis en mijn bestemming.
0 notes
dansiko · 2 years
Text
Aflevering 7 - De webben van Fernando
Tumblr media
Het geschuifel en geploink van gitaarsnaren waren mij volledig ontgaan, als Fernando niet meteen daarna met een schreeuw van het Mispelboomblad was gesprongen, en pardoes terecht kwam op het woord 'abrupt' van mijn open boek. Hij schuifelde verward tussen de tweede en derde alinea en draaide wat rond tussen 'zei hij' en 'liep weg' voordat hij mijn verbaasde hoofd opmerkte dat nu aandachtig boven hem zweefde, zich afvragend wat een spin plotsklaps in de verhaallijn kwam zoeken.
'Buenas tardes' mompelde hij. 'Ola' flapte ik eruit, wat meteen mijn verbazing en enige Spaans samenvatte. 'Desculpe dat ik u stoor, señor, maar ik verloor de grip, tonto die ik ben.' 'No problemo', zei ik zalvend, 'u hebt geluk dat ik het niet dichtklapte van verrassing.' 'Dios mio, no,' grommelde hij rauwig van op het papier. Hij wreef twee poten over enkele ogen en viel daarbij met een zuchtje naar links. 'Genoeg problemas in mi vida, señor' krabbelde hij recht. 'Ik ben Thomas', zei ik. 'Ai, Thomas, encantado. Fernando'. En daarbij nam hij met een zwier zijn hoed van zijn hoofd, knikte, en ik weet niet hoe dat bij spinnen gaat, maar met de de uiteinden van zijn elegant gekrulde snor zoemde hij een deuntje. 'Zum dum dum'. Ik had blijkbaar nog veel te leren over onze harige broeders.
'Gezondheid', zei ik terwijl ik mijn thee nam. 'Op een leven zonder problemas, haha!' probeerde ik al toostend. 'Nooo Tomasso! Niet drinken por favor!' schreeuwde hij. Verbaasd hield ik mijn kopje als een ruimteschip boven Fernando en mijn boek, terwijl 'vergiftiging door Mexicaanse zwarte weduwe' in krantenkoppen door mijn hoofd schoot. 'Wat gebeurt er?' vroeg ik. 'Señor Tomasso, unas van mijn problemas is dat mijn guitarra ook naar beneden is gevallen, en wel in uw thee. 'Oh' stamdelde ik, in mijn kopje speurend naar drijvende gitaren. 'Es porque ik naar beneden wou komen maar mijn draad plakt no mas zoals het vroeger deed.' 'Oh' kuchte ik bijna, en zowaar, in de lindethee verzonken zag ik een gitaar liggen tussen de blokken verbrokkeld suiker, een muzikale schipbreuk. Voorzichtig - en onder de talrijke waakzame ogen van Fernando - doop ik mijn lepel de diepte in en hees voorzichtig het instrument naar de oppervlakte.
Tranen stroomden rijkelijk in dauwdruppels langs zijn harige snor. 'Muchas danku, ik heb al zoveel verloren, als ik de guitarra ook nog kwijt was, verloor ik mijn cabeza un dia.' Terwijl hij zijn ploinkinstrument ondersteboven en bijna binnenstebuiten keerde om de thee eruit te druppelen, kon ik mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en vroeg hem vlakaf: 'Señor Fernando, excuseer mijn vraag, maar ik zie dat u geen 8 maar 6 poten hebt'. 'Ai Tomasso' zuchtte hij, 'Deze historia is niet alleen pijnlijk voor mijn cuerpo, maar ook voor mijn hart'. Hij had zich ondertussen gemakkelijk op de rand van de pagina gezet, enkele poten gekruist, de andere druk bezig met de gitaar droog te wrijven met de rand van zijn hoed. 'De segunda maand dat ik hier aankwam na mijn reis uit Mexico, leerde ik een chica kennen en mijn corazon ging boum!' En met een klap sloeg hij op zijn gitaar. 'Zij kwam met de bananen uit Ecuador en heette Mirasol. Zo guapa als een orchidee.' Hij leunde voorzichtig achterover en liet de gitaar drogen op zijn gekruiste poten. 'We waren zo gelukkig, Mirasol y yo, liefde op primera vista. Eerst hingen we rond in Antwerpen aan de haven - mis amigos hadden daar un bar - en Mirasol y yo speelden daar elke avond, cantaba met een stem van fluweel en ik tocaba la guitarra.' 'Dat klinkt als een sprookje' zei ik, terwijl ik nipte van mijn thee en checkte of ik geen ander instrument zou opsippen. 'We waren bijna famoso' lachte hij 'want todo el mundo kwam naar ons luisteren. Maar oh, bueno, niet voor lang.' Fernando staarde naar de bewolkte maan boven ons, en zijn zuchten vermengden zich met het geritsel van de Mispelboombladeren. 'Die chica was de dochter van een gran jefe in de tranporte de drogas. Cocaïna, dios mio. Het is een plaag. Oi Tomasso, spinnen en cocaina, dat is fatal.'
'Wat is er gebeurd?', vroeg ik, ondertussen op het randje van mijn stoel. 'Unos van de andere bende, Juan, Colombiano met een karakter de mierda, had zijn ojo laten vallen op mijn Mirasol. Bueno, una historia muy longa in het kort: die zei tegen haar jefe padre dat ze mij moest dumpen, of er zouden grande problemas komen in de distribucion van de drogas. 'Oh dear', zei ik. 'Si, si Tomasso. Entonces, op een avond staan twee hombres van haar padre in mijn keuken - ik was net bezig met de ajuinen en tomate te snijden - en vertelden dat het finito moest zijn tussen Mirasol en mij. En ik zie er misschien niet uit als een héroe, maar ik beloof u Tomasso, er stond geen meubel meer recht en ik brak van elke stoel minimo een poot. Die hombres hebben teruggevochten, maar ik was zo enfadado dat ze elk een oog kwijt zijn. 'Fernando, dat zou ik u niet geven, ge ziet er zo vreedzaam uit'. 'Ik weet het chico, maar op este momento... Maar als toen ik wist wat er zou gebeuren, ...'.
'Nadat we unos van de volgende avonden naar huis liepen van een fiesta in el bar, kwamen er twee hombres - ik denk dezelfde - van achter een sigarenttepakje en met twee movimientos die te snel waren voor mijn ojos, tsjaaak tsjaaak mijn twee poten, daar in de modder... Net zoals de stoelpoten in mijn cocina. ik voel de dolor nog altijd.' 'En wat met Mirasol?' 'Die chica hebben ze met rust gelaten, en de dagen erna heeft ze me verzorgd als een verpleegster professional. 'Ah ze is niet naar die Juan gegaan dan, goed zo', zei ik. 'No Tomasso, no met Juan. Mirasol en haar padre hebben tanto ruzie gemaakt en ze hebben een deal gemaakt met Juan bastardo. Ik vroeg haar 'Mirasol, guapa, ben je nog enamorada de mi nu ik maar 6 poten heb? Si, mi amor, zei ze altijd, ge zijt mi vida. 'Oh zo schoon', zuchtte ik, 'bijna zoals in de film.' 'Un film de terror, dios mio! Een maand later, ik was bijna recuperado en begon terug te spelen op mijn guitarra, is ze verdwenen.' 'Oh nee, Fernando! Vermoord?' 'No chico, mucho veel erger'. 'Alsof mijn situacion nog niet complicado genoeg was, de dolor van mijn poten, de stress van de maffia, ging ze ervandoor met een duizendpoot. Een ciempiés, de dios!'. 'Auw, dat is heel pijnlijk Fernando, sorry om dat te horen' Al die tiempo heeft ze tegen me gelogen, die mentirosa, webben gesponnen van leugens, verraad, uitvluchten. Ik ben zo verdrietig, sabes.' 'Dat kan ik geloven, Fernando'.
'Ik speel nog op mijn guitarra, maar ik ben geen Django Reinhardt, desafortunadamente, die poten perdidos kan ik niet compensar. Dus nu maak ik webben, en ik speel musica met de draden van mi web.' 'Waw Fernando' zei ik, 'je bent niet bij de pakken blijven zitten. Respect!' 'Si Tomasso, si, maar de musica die ik maak is altijd triste nu. De draden maken alleen maar triste klanken, ik denk omdat ik vol tristeza zit.' Daarna zaten we zeker 10 minuten lang voor ons uit te staren. Ik wist niet wat ik moest zeggen over het verraad van Mirasol, de pijn en eenzaamheid van Fernando, de trieste muziek van zijn web,... 'Daarom is mijn guitarra zo belangrijk!' riep hij opeens. Ze is het ultimo dat ik heb, een memoria aan die nachten, aan de musica. Maar ik moet gaan, mijn viaje gaat verder. Morgen vertrek ik de nuevo a Mexico. Tiempo om een nieuw hoofdstuk te beginnen, Dios mio.' Hij krabbelde recht, grabbelde zijn gitaar in een zwaai van het papier op zijn rug en maakte een diepe buiging. 'Adios Tomasso, muchas gracias voor het redden van mijn guitarra'. 'Zum dum dum'. 'Met veel plezier Fernando, ik wens je een goede reis'. 'Gracias, hasta luego'. En met een kleine sprong verdween hij van de pagina, de nacht in.
0 notes
dansiko · 2 years
Text
Verstoppertje voor altijd
Tumblr media
We speelden tikkertje op de lijnen. Omdat we niet konden voet- basket- of anderballen stonden we tegen de muur van de speelplaats geplakt, verzonnen tv-programma's en bouwden dammen in de goot. Wanneer de andere, echte kerels van onze klas besloten om een week enkel te voetballen, was het basketbalveld ons speelterrein. Dan staarden we wat naar de ringen, volgden de lijnen voet per voet, doelloos, en schuifelden dan afwisselend ter plaatse zonder bal aan onze basketloze voeten. Maar van het lijnen wandelen kwam lijnen lopen, lijven botsen, ruzie, duwen en dan de achtervolging. Hier moest orde komen. Afspraken maken. Geen gezichtsverlies lijden. En voila, de seuten bedachten een nieuw concept: tikkertje op de lijnen. De hoeken van het veld waren huis en op de lijnen lopen alsof je leven ervan afhing The floor is lava, anno 1988. Wie getikt was, werd een wandelende muur waarlangs je niet mocht passeren. Zo kon je iemand insluiten en werd het voor de tikker een stuk makkelijker om een prooi te vinden. Ik denk dat we het twee jaar hebben gespeeld, tot die keer dat we de laatste keer tikten en niet wisten dat het de laatste keer zou zijn.
Maar wanneer bouwden we het laatste kamp ook weer in het bos, voordat het op een dag volledig bleek gerooid? Of de laatste keer zwemmen in de vijver in de zomer met mijn beste vriend? Wanneer speelden we voor de laatste keer met LEGO aan de keukentafel? Hoe liepen we de laatste keer de schoolpoort uit om elkaar dan nooit meer terug te zien? Dat waren belangrijke momenten, toch? Achteraf bekeken. Afscheid nemen was een regelmaat en duurde nooit lang. Het eten stond klaar, de papa's kwamen terug van het werk, de mama's riepen ons naar huis en het werd donker, en dat gebeurde elke dag opnieuw. Ik maak nu mijn eigen eten. Mijn vader is al lang op pensioen, mijn moeder roept niet meer om terug naar huis te komen en als het donker wordt ben ik nog steeds aan het werken.
Eén twee drie. Ik hoor echo's van stemmen en er zijn wazige fragmenten. Een troebel gevoel van vrolijkheid en spijt. Elke keer dat ik probeer een herinnering vast te pinnen, glippen die momenten onder oude kasten. Vier vijf zes. Hun getrippel sterft uit terwijl ik door spleten en kieren probeer te gluren. Zeven. Al die oude plaatsen en vrienden spelen allemaal verstoppertje, maar nu voor altijd. Acht negen tien. Wie niet weg is, is volwassen.
1 note · View note